Overige dossiers
  Inhoud
  Inleiding
  Historisch overzicht
     jaren 50
     jaren 60
     jaren 70
     jaren 80
     jaren 90
  Reageer
  Colofon
 
 
 
webdossier 'Nederland tegen apartheid' - jaren '60 (1)

Sharpeville keerpunt
Sharpeville, 21 maart 1960

21 maart 1960 vormde een keerpunt in de beweging tegen de apartheid, in Zuid-Afrika, in de wereld en ook in Nederland. Politiekogels richtten op die dag een bloedbad aan in Sharpeville, tijdens een vreedzame demonstratie tegen de gehate pasjeswetten. Wetten die de bewegings-vrijheid van Afrikanen inperkten bestonden al veel langer, maar waren door de apartheidsregering nog aangescherpt.
69 demonstranten vonden in Sharpeville de dood, 180 werden gewond.

Overal in Zuid-Afrika braken betogingen en stakingen uit, de noodtoestand werd uitgeroepen. Twintigduizend mensen werden gearresteerd. Een nieuwe ‘Unlawful Organisations Act’ maakte de weg vrij voor het verbieden van het African National Congress (het ANC, dat al bestond sinds 1912) en het nieuwe Pan-Africanist Congress (1959). Een halve eeuw lang was het protest geweldloos van aard geweest. De geweldloze periode was nu voorbij. ANC en PAC gingen ondergronds en zetten zich aan de voorbereiding van het gewapend verzet.


Protest in Nederland
Algemeen Dagblad - 26 maart 1960

‘Denk aan de doden in Sharpeville’, ‘Stop de negervervolging in Zuid-Afrika!’, ‘Eén ras: de mens’. Deze en nog een handvol andere leuzen waren door de autoriteiten toegestaan bij een demonstratie in Amsterdam een paar dagen na Sharpeville. De protestoptocht was georganiseerd door een Amsterdams initiatiefcomité.

Niet lang daarna presenteerde zich het Comité Zuid-Afrika opnieuw, met dominee Buskes als voorzitter en Karel Roskam als secretaris. Anders dan in 1957, toen het Comité voor het eerst in de openbaarheid trad, zou het dit keer niet blijven bij een eenmalige steunactie.



Oproep tot economische boycot
Chief Albert John Luthuli (1898-1967)

Internationaal werd inmiddels gepleit voor boycotmaatregelen. Een belangrijke oproep aan de wereld was eind 1959 gedaan door ANC-president Chief Albert Luthuli, de latere Nobelprijswinnaar:

"Economische boycot is één middel waarmee de wereld als geheel de Zuid-Afrikaanse autoriteiten aan het verstand kan brengen dat zij ofwel hun leven moeten beteren, of er de gevolgen van zullen moeten dragen."

In Nederland was er binnen het brede en wat bedaagde Comité Zuid-Afrika een groep radicalere jongeren, die pleitte voor zulke sancties. In 1964 organiseerde het CZA de eerste Nederlandse boycotactie tegen Zuid-Afrikaanse producten, in samenwerking met vooral de PvdA, het NVV en hun jongerenorganisaties.


Politiek in beweging na Sharpeville
Hendrik Verwoerd (1901-1966), de tweede apartheidspremier, geboren aan de Amsterdamse Jacob van Lennepkade

In Nederland waren nu meer geluiden te horen waarin de Nederlandse oorsprong van het begrip apartheid werd betreurd, evenals de Nederlandse herkomst van de Zuid-Afrikaanse premier Hendrik Verwoerd. Deze ‘architect van de apartheid’ was in 1901 geboren in Amsterdam.

Direct na het bloedbad van Sharpeville, in april 1960, diende PvdA-fractieleider Burger in de Tweede Kamer een motie in. Deze veroordeelde de apartheid als strijdig met het Handvest van de Verenigde Naties en de Universele en Europese Verklaringen van de Rechten van de Mens. De regering werd opgeroepen stappen te ondernemen, binnen en buiten de VN.

Kennemer Dagblad - 1 april 1960





Burgers motie kreeg alleen steun van PvdA, PSP en CPN. Een andere motie haalde het wel. Deze richtte zich tot het Zuid-Afrikaanse parlement, en riep het op tot een "bezinning op een politiek die rassendiscriminatie uitsluit en elke schending van de mensenrechten zal weten te voorkomen".
De confessioneel-liberale regering van premier De Quay hield zich echter op de vlakte, met het aloude argument dat het hier een "binnenlandse aangelegenheid van de Zuid-Afrikaanse regering" betrof. Tot stappen tegen Zuid-Afrika voelde de regering zich niet verplicht.


Nederland in de Verenigde Naties

In VN-verband stemde Nederland wel in 1961 vóór een anti-apartheidsresolutie, als enige westerse land. Een van de redenen was dat Nederland steun wilde verwerven voor zijn plannen met Nieuw-Guinea, en daarvoor moesten ook de Afrikaanse landen gewonnen worden. En van die Afrikaanse landen wezen zelfs de meest gematigde de apartheid fel af. Maar kwamen er resoluties aan de orde gericht op het uitstoten van Zuid-Afrika uit de VN of op het instellen van sancties, dan stemde Nederland tegen.

In 1963 stelde de VN een wapenembargo in tegen Zuid-Afrika; bij wijze van uitzondering stemde Nederland toen wel voor. Maar het embargo had slechts een selectief en niet-mandatoir, dus niet-dwingend karakter. In diezelfde tijd was er sprake van mogelijke levering van onderzeeboten aan Zuid-Afrika; in de ogen van het confessioneel-liberale kabinet-Marijnen (1963–’65) vormde het embargo daarvoor geen beletsel. In het kabinet-Cals (1965–’66) zaten weer socialistische ministers, die zich wel krachtig verzetten tegen eventuele levering.


jaren 50  1   2   3   volgende