Intro
  Achtergrond
  Projecten
  Jongeren
  Links
  Naslag
                            
 
 
Beira nieuws | agenda | archief (oude website)


18 september 2002
Nieuwsbrief Amsterdam-Beira: jaargang 7 - nummer 3 - najaar 2002
Nieuw boek: De Cholerafabriek brengt Beira dichtbij
Interview met schrijfster Mary-Ann Sandifort
Door Elizabeth Wiebrens

Wie Beira niet zo goed kent kan straks volop proeven van de sfeer in deze zusterstad. De freelance journaliste Mary-Ann Sandifort schreef een reisboek met de titel ‘De cholerafabriek’. Sandifort laat de lezer door haar ogen meekijken naar het dagelijkse leven in Beira, zonder te polariseren.

Tijdens A la carte zuidelijk Afrika (5 oktober) praat zij met Maaike Blom (Stedenband Amsterdam-Beira) over haar boek en over Beira.

Afrika van binnenuit
Mary-Ann Sandifort woonde samen met haar man Frank Maasson twee jaar in Beira. Hij werkte daar voor Amsterdam Port Consultancy.

Ze kwamen niet voor het eerst op het Afrikaanse continent: vijftien jaar geleden reden zij van Senegal naar Malawi. Twee jaar later van Zuid-Afrika naar Rotterdam. Door al dat reizen wilden de twee Afrika ook wel eens van binnenuit bekijken. Frank’s baan in Beira bood een mooie kans.

Mary-Ann: ‘Beira is een bijzondere stad. Ze is bruisend, het is vrij makkelijk om te integreren en de bevolking is gemengd. Op het strand zie je iedereen naast elkaar. Straatschoffies, sexy Mozambikaanse meisjes, geheel geklede Indiërs, toeristen uit Zimbabwe en Zuid-Afrika. En tussendoor loopt dan een armoedig geklede vrouw op zoek naar brandhout om op te koken.’

De journaliste werkte op verschillende plekken in Beira, telkens als vrijwilliger: ‘Ik kwam eerst terecht in een cholera-epidemie waar ik hand- en spandiensten verrichtte. Daarna in een weeshuis, waar ik onder meer kinderen terug naar hun familie bracht. Ook deed ik het een en ander voor een Mozambikaanse vrouwengroep. En ik trainde de nieuwe communicatieadviseur van de haven van Beira en maakte samen met haar een havenhandboek.’

Spandoeken
Soms had Mary-Ann Sandifort te maken met de stedenband. Tijdens de halve marathon van de UNDP bijvoorbeeld, die werd georganiseerd door de organisatie Food for the Hungry. Voordat Mary-Ann het goed en wel door had, was ze erbij betrokken en zat in de organisatie.

Sponsors zoeken, interviews geven, persberichten versturen, spandoeken verkopen aan organisaties: ‘Ik heb spandoeken verkocht aan het Stadhuis van Amsterdam en het havenbedrijf Cornelder. Maar ja, die spandoeken moesten nog gemaakt worden. Heel snel moest ik toen nog lakens zoeken en een kunstenaar om ze te beschilderen.’

Mary-Ann moest nog veel meer zelf doen: ‘Twee weken van tevoren was de route nog niet uitgezet. Dat was nog niet gebeurd, omdat de organisator geen auto had. En ik had er wel een. Samen met iemand van de organisatie hebben we toen, gewapend met een pot verf, de route uitgezet.’

Zelfs het ophangen van de spandoeken moest zij zelf regelen. Gelukkig was daar hulp voor. Jan Peursum en Leen van der Laan, brandweerlieden uit Amsterdam, die al jarenlang projecten draaien in Beira, hielpen haar: ‘Midden in de nacht zijn we met de brandweerauto op stap gegaan. We wilden een spandoek over een Coca Cola bord hangen. Daar hadden we toestemming voor. Er zat een slaperige bewaker voor, maar die wist van niks. Toch zei hij er niks van toen we die grote brandweerladder opklommen om het doek op te hangen.’

Over deze escapades met de brandweerlieden schrijft zij uitgebreid in haar boek ‘De cholerafabriek’.