Nieuwste ZAM
  Speciale actie
  Abonneren
  Volgende ZAM
  Archief
  Adverteren
  Over ZAM
                            
 
 
inhoudsopgave laatste nummer


20 maart 2003
Zuidelijk Afrika Jrg.7 nr 1 (voorjaar 2003)
Hoe Yeoville en Bellevue-East Afrikaans werden
Buitenlanders weten hoe je geld moet verdienen
Peter van den Akker

Mijn straat in Yeoville, Johannesburg, heeft de rommelige aanblik gekregen die je associeert met Lagos, Accra of Kinshasa. Dat is niet vreemd. Een groot deel van mijn wijk wordt inmiddels bewoond door mensen uit Nigeria, Ghana en de Democratische Republiek Congo.

[ Foto: Carl Collison ]
Nikesh Tsimbakala uit Congo-Brazzaville verkoopt snoep, chips en sigaretten.
Sinds 1998 probeert Nikesh van dat handeltje rond te komen. Hij geeft toe dat het hem een minder dan schamel bestaan biedt. Toch hoor je Nikesh daarover niet klagen. Hij haalt beduimelde papieren uit zijn broekzak en begint te fulmineren tegen de ambtenaren van Binnenlandse Zaken die hem tot wanhoop drijven. “Eerst kreeg ik verblijfsvergunningen voor de duur van één, soms twee jaar. Maar nu geven ze mij alleen nog maar verlengingen van een maand, soms maar net een week. En iedere keer moet ik ervoor betalen! Het is een grove schande!” Nikesh schikt met een trillende hand de pakjes sigaretten op zijn gammele tafeltje.

Een groentestalletje hier, schoenlapper daar en telefoonwinkeltjes. Allemaal van vreemdelingen. Twee huizen voorbij mijn huis zit een gat in de muur – klaar is de telefoonkiosk waar je voor 30 eurocent per tik naar het buitenland kunt bellen. Precious uit Zimbabwe werkt voor de Nigeriaanse eigenaar van de kiosk. Mijn naaste buurman is een Congolese dominee. Elke dag kan ik meegenieten van het repertoire van de beroemde zanger/gitarist Franco, waarbij de gezinsleden van de dominee in de keuken uit volle borst meezingen. ‘s Zondags hoor ik gebedsstonden en op gezette tijden geplons in het zwembad achter het huis als er gedoopt wordt.

In de Lonely Planet, de bijbel van de rugzaktoerist, werden de Johannesburgse wijken Yeoville en Bellevue-East enkele jaren geleden nog welwillend beschreven als wijken die ‘elegant verloederden’. Dat heeft zijn beslag gekregen. Yeoville en Bellevue-East zijn nu dichtbevolkt: zestien tot twintig mensen op een driekamerwoning is helemaal niks bijzonders. Het zijn vooral de overbewoonde en totaal verwaarloosde flatgebouwen die bijdragen aan de onveiligheid van de buurt. Blanke bewoners trekken weg. Mijn kruidenier op de hoek van Beckerstraat en Bezuidenhout kreeg in vijf jaar tijd drieëndertig overvallen op zijn armoedige winkeltje te verwerken. Bij de laatste keer vertelde hij mij met tranen in zijn ogen dat hij het voor gezien hield.

[ Foto: Carl Collison ]
“Nee”, zegt Louis Jean Mendy uit Senegal, “als buitenlanders hebben wij het niet gemakkelijk.
Wij zijn altijd het doelwit van onze Zuid-Afrikaanse collega’s. Laatst was hier een staking omdat de Zuid-Afrikanen de huur voor de standplaatsen te hoog vonden. Die kwestie met de gemeente liep zo hoog op, dat de politie de markt ontruimde en op slot deed. Ik heb daardoor dus dagen niks kunnen verkopen. Dat is het probleem tussen Zuid-Afrikanen en buitenlanders. Zuid-Afrikanen willen van de overheid alles gratis en voor niks hebben. Als ze dan ruzie gaan maken zien zij de amakwerekwere echt niet staan.”
In het begin kon Louis Jean dat scheldwoord amakwerekwere (‘vreemdelingen’) niet uitstaan. “Het was een vernederende uitdrukking”, vertelt hij. “Na vijf jaar Zuid-Afrika word je er wel immuun voor. Als mensen mij nu vragen welke nationaliteit ik heb, antwoord ik gewoon: ik ben een kwerekwere [‘vreemdeling’]!” Louis Jean moet lachen. “Tja, hadden zij er maar niet zelf mee moeten beginnen. Nu ben ik er trots op kwerekwere te zijn!”

Nu koop ik mijn dagelijkse kranten en brood bij de Griek die op de hoek van Isipingo en Zuidstraat standhoudt. George Tsalamandris woont sinds 1962 in Bellevue-East. George is laconiek. Het zijn alleen de schelmen, de ‘skelms’ die hem het leven zuur maken. Tien overvallen heeft z'n geblutste winkeltje achter de rug. Over zijn nieuwe neringdoende buren links en rechts van zijn winkel is George prima te spreken. Zimbabwanen verkopen groenten en vlees in de winkel naast de zijne. Om de hoek zijn de portieken van oorspronkelijke woonhuisjes omgetoverd tot kapsalon, computerwinkel en de zoveelste telefoonwinkel.

Vreemdelingen met geluk en een flink portie doorzettingsvermogen maken het in Zuid-Afrika vooral in wat de informele sector heet. Speciaal daarvoor zijn markten ingericht, zoals die van Yeoville. Louis Jean Mendy uit Senegal heeft een stalletje op de markt van Yeoville, waar hij onder andere koffers en weekendtassen verkoopt. Louis Jean schat dat op de markt van Yeoville zeker vijf verschillende nationaliteiten handeltjes drijven. De helft komt net als hij uit Senegal, de rest is uit Kameroen, Oeganda, Kenia en Nigeria.

De verblijfspapieren van Louis Jean waren echt in orde. Toch werd hij in december 2001 het slachtoffer van de Zuid-Afrikaanse vreemdelinghaat, waaraan ook de politie zich schuldig maakt. Bij een controle nam de politie geen genoegen met de rechtsgeldige papieren die Louis Jean toen moest laten zien. Hij werd uitgescholden voor kakkerlak, gearresteerd en op het politiebureau zwaar mishandeld. Louis Jean ondernam gerechtelijke stappen tegen de betreffende agenten. Meer dan twee jaar na het incident zit er nog geen schot in de zaak. Louis Jean verwacht niet dat er nog recht zal geschieden. Erop wachten doet hij niet meer. In maart gaat Louis Jean weg uit Zuid-Afrika. Hij is het zat.

“Weet je”, zegt Evans uit Kenia, “wij mogen hier dan wel als amakwerekwere zijn binnengekomen, maar zeker ook met vaardigheden en nieuwe mogelijkheden voor onze zwarte broeders.” Evans is muziekproducer en heeft op de markt van Yeoville heel wat zakenrelaties bij de stalletjes waar keiharde muziek snerpt en cd’s en cassettebandjes worden verkocht. De zelfverzekerde Evans is ervan overtuigd dat Zuid-Afrika dankbaar moet zijn voor het talent uit andere Afrikaanse landen. “Wij nemen hier initiatieven. Kijk om je heen! Telefoon- en computerwinkels zijn door buitenlanders gestart. Die weten hoe je geld moet verdienen. Dat willen wij Zuid-Afrikanen ook graag leren, maar die zijn te lui om te werken!” Evans reist voor zaken veel op en neer tussen Kenia en Zuid-Afrika. Op de vraag hoe hij dat klaarspeelt, geeft Evans geen antwoord. Met bravoure haalt hij twee onberispelijke paspoorten uit zijn binnenzak. In een ervan laat hij het geldige business permit zien. Als hij de documenten weer wegsteekt, zegt hij met een veelbetekende knipoog: “Je moet je zaken goed regelen en…. de weg weten!”

[ Foto: Carl Collison ]
Dombasi Miguel Andre uit Angola werkte drie jaar lang voor verschillende kapsalons.
Sinds december lukte het hem met drie vrienden om zijn eigen salon op te zetten. De zaak loopt prima, vertelt Dombasi. “We hebben alleen wel eens last van de straatjongens hier.” Prompt laat Dombasi’s collega Italian zijn klant alleen voor het wegjagen van een opdringerige straatjongen die aan het traliehek komt bedelen. In die woordenwisseling schreeuwt de bedelaar schuimbekkend bedreigingen en verwensingen. “Je hoort het”, becommentarieert Dombasi rustig, “we worden meteen voor rotte vis uitgemaakt.” Italian laat de krultang in het haar van zijn klant zitten en stormt naar buiten. Even lijkt er zich voor de salon een geweldige vechtpartij te ontstaan. Er vallen klappen. Dombasi volgt het duw- en trekwerk in de spiegel boven de kaptafel. Schreeuwen van ontzetting maken plaats voor opgelucht gelach. Italian komt terug, zet het hangslot op het veiligheidshek en hervat zijn kapwerk alsof er niks gebeurd is. Dombasi haalt zijn schouders op. Aan dit soort ongerief is kennelijk al gewend.

Waarover hij zich zorgen maakt, zijn de papieren. Dombasi’s bestaansrecht valt uit een plastic mapje in stukken op de grond. Hij moet op 22 februari weer naar binnenlandse zaken voor een verlenging van zijn verblijfsvergunning. “Daar zie ik tegenop”, bekent Dombasi. “De ambtenaren zijn corrupt. Je moet fors betalen om zo’n verlenging weer geregeld te krijgen. Wij moeten heel wat hoofden kappen om alleen daar al in te voorzien.” Dombasi grimlacht.

Kenmerestraat is net een blok voorbij de markt. Mijn Portugese kapper blijkt er met de noorderzon vertrokken. In zijn pand is een Afrikaanse arts een praktijk begonnen. De New Generation Hair Saloon van Dombasi Miguel Andre uit Angola zit ernaast. De gele zonwering van de eens vermaarde joodse bakker aan de overkant is zwart uitgeslagen. Het pand is nu een luidruchtige shebeen, waar veel bier wordt gedronken en poule gespeeld. Een kort stukje winkelstraat. Geen spoor meer te bekennen van de oorspronkelijke middenstand.

Horlogemaker Stan Gordon weet zich alleen nog omringd door middenstanders uit continentaal Afrika. De turbulente veranderingen in zijn directe omgeving lijken aan hem voorbij te gaan. Onverstoorbaar gaat hij door met het repareren van horloges en pendules. Zijn kleine winkel lijkt een tijdcapsule waarin het ruikt naar naaimachineolie. Hij zet een nieuw batterijtje in een horloge. Komt het nog wel goed met de buurt, vraag ik hem. Hij wipt de loep voor zijn brillenglas omhoog en antwoordt: “Dat gaat heel veel tijd nemen!”

foto’s: Carl Collison