|
Het is een klein kafeetje vlak naast een groot hotel, en hoewel het feest
niet langer dan een uur aan de gang kan zijn, lijkt het nu al tijd om te
dweilen. Er wordt niet gedronken maar gezopen, er wordt niet gedanst maar
gebonkt, de band speelt soms hard maar altijd vals en de gezichten om me
heen stralen het soort verbetenheid uit dat je verwacht in kazernes en
noodhospitalen. De jonge vrouwen tonen veel blote bil en benen en steeds
minder scrupules, de mannen dragen hemden die drie uur daarvoor nog wit
waren , met precies de juiste boordmaat. Nu is alles los en flodderig
geworden; de hemden hangen net zo slordig om de nekken als de mannen om de
vrouwen.
Goed, tot dusver niks bijzonders kan je zeggen: een dorpsfeest met veel
bier en weinig stijl.
Maar het dorp is geen dorp, het is de hoofdstad van een land, al bestaat
het stadscentrum uit niet veel meer dan twee kruispunten en een oneindige
hoeveelheid rood stof, dat vrijelijk opstuift. Zaterdagavond, Lilongwe,
Malawi. En pas als je de geschiedenis kent van dit vergeten land, en van de
winderige uithoek die ooit tot regeringscentrum werd gebombardeerd, begint
je iets te dagen van het ongehoorde dat je ziet.
Want vier jaar geleden liepen hier geen vrouwen rond in knalrode jurken die
zich zonder moeite naar boven laten schuiven: Ja, in het grote hotel
hiernaast misschien, maar daar logeerden de buitenlanders, en die waren
nooit een maatstaf voor dit land. Zo ging het eraan toe, nog maar vijf jaar
geleden: Malawi was niets meer of minder dan de wil van één man, Kamuzu
Hastings Banda, een zwarte dokter die in Engeland had gestudeerd, en daar
Victoriaanser was geworden dan koningin Victoria zelf. Dat erfgoed nam hij
mee toen hij in 1964 gevraagd werd om zijn geboorteland te leiden. Dat
verzoek nam hij serieus, en vanaf dat moment was malawi zijn hoogsteigen
schoolklas en hij de straffende meester met onbeperkte bevoegdheden.
Zo
vond dokter Banda het ongepast dat vrouwen in rokken liepen die boven de
knie uitkwamen, om over broeken of jeans maar helemaal niet te spreken. En
zie, in het hele land vond je bijna dertig jaar lang geen vrouwen in
broeken. Geen enkele. De mannen hadden allen kort haar want dat vond dokter
Banda het beste, en terwijl de rest van de wereld naar the Beatles keek en
naar the Birds, keek men in Malawi uitsluitend naar elkaar, want in zijn
oneindige wijsheid had dr. Banda besloten dat zijn land geen t.v. nodig had.
Er was radio, en die zond de toespraken uit van de president voor het leven,
er waren twee kranten, en dagblad en een weekblad, en daar werden diezelfde
toespraken gepubliceerd.
Nog een paar verhalen, om duidelijk te maken hoe bijzonder de kafeescene
is waarmee ik begon.
Pushpa Jamieson is aan het woord, hoofdredacteur van the Weekly Chronicle
en vroeger gewoon een klein meisje dat naar school ging, en 's ochtends om
8.00 uur uit haar klas werd gehaald om samen met haar leeftijdsgenootjes een
lang levend lint te vormen langs de straten. Dr. Banda was naar het
buitenland geweest (bijna altijd naar Engeland, waar hij vorstelijk werd
ontvangen door de nazaten van Victoria) en zou in colonne door de stad
rijden. Alle winkels, bedrijven, kapperszaken kwamen stil te liggen. De
president was in aantocht. En dat was hij ook, al kon het acht tot tien uur
duren voordat hij daadwerkelijk arriveerde. Al die tijd mochten Pushpa en
haar klasgenoten zich niet verroeren, en pas wanneer het alweer donker was
stoven de auto's voorbij die niets anders dan stof achterlieten op de
uniformen van de kinderen.
"Nou ja" zegt ze nu, na een verblijf van 5 jaar in Engeland en 10 jaar in
Zimbabwe "ik geloof het zelf bijna niet", maar toch heeft ze het ooit heel
gewoon gevonden dat men de president uitsluitend knielend mocht benaderen
(dit gold ook voor zijn ministers) en dat iedereen in Malawi 2 vaders had.
Een biologische vader en een vader uit de hemel, met de naam Banda, die
precies op dit stukje Afrikaanse aarde terecht was gekomen.
Ik vertel haar over het feest van gisteravond, en de bijna comateuze trance
waarin de mensen zich voortbewogen. Ze zucht en zegt alleen maar: "Als je je
leven lang niets mocht, en nu ineens alles, dan is vrijheid een bom die
ontploft in je hoofd".
En werktuigelijk grijpt ze naar het hare.
Andere dag, andere plaats: het grote hotel, de vergaderzaal, waar zich zo'n
beetje alle journalisten van Malawi hebben verzameld, mensen dus, met nieuwe
vreemde beroepen, die pas geleden nog niet bestonden.
Er zijn geen twee krantjes meer, er zijn er wel 20, en al deze
verschillende medewerkers gaan nu een mediaraad kiezen.
"Mijnheer de voorzitter" zegt een van de aanwezigen "moet ik nu als prive
persoon stemmen of als afgevaardigde van het bedrijf dat ik
vertegenwoordig." Commotie. De voorzitter klapt in zijn handen, maar de
leden klappen vrolijk mee. Iemand wil twee keer zijn stem uitbrengen, en
ander zegt "maar dat is belachelijk, one man, two votes" en als eindelijk de
stempapiertjes worden uitgedeeld klinkt er nog steeds gemonkel. Wat staat er
eigenlijk in de statuten? De voorzitter kijkt steeds hopelozer, want ook hem
is dat niet bekend, maar dan staat de Misa-man uit Namibie op, en die legt
nog eens uit van die ene stem voor die ene man.
De stemmen worden geteld -maar dat is vreemd, en zijn vier stemmen meer
uitgebracht dan er mensen in de zaal zijn. Rumoer, gesteun, maar dit is
onacceptabel, vind de voorzitter, alles moet over.
Deze procedure zal zich zo'n keer of zes herhalen, met alle vergissingen en
valse starten van dien, maar uiteindelijk zit daar een volledige raad, met
een voorzitter, een penningmeester en al.
Ik kijk en ik gaap soms, maar meestal waan ik me toch in het oude
Griekenland: als door een godswonder ben ik de ooggetuige van een oude
fascinerende uitvinding: de uitvinding van de democratie.
Mensen die nooit mochten feesten, worden op hun eerste vrije avond
liederlijk dronken en maken niet de indruk daar veel plezier aan te beleven.
Mensen die nooit mochten spreken, praten net zo onwennig wanneer ze voor de
eerste keer het woord krijgen.
Vrijheid van meningsuiting: Ja, het mag nu, het kan nu, en overal duiken
blaadjes op, met daarin verhalen die geen roddelblad in Nederland zou
accepteren, omdat de leugens te evident zijn.
Voorbeeld: politieke partij 1 heeft de beschikking over een partijkrant,
dus wil de andere partij er ook een. Partij 3 meldt zich met alweer een
eigen partijkrant. Wat er nu gebeurt, is dat er mensen zijn, die diep in de
nacht uit hun bed stappen, in het stikkedonker een verhaal verzinnen over
politicus 1 die zijn vrouw slaat en politicus 2 die na een huwelijkscrises
een man heeft doodgereden, en dat vervolgens onder een schuilnaam publiceren.
Deze mensen heten in Malawi journalisten, net zo goed als het handjevol dat
serieus met notitieblok en camera op pad gaat.
Er zijn eigenlijk twee manieren om de persvrijheid tot een lachertje te
maken, besefte ik toen ik de verschillende kranten en weekbladen doorlas en
er maar twee of drie tegenkwam die je zonder met je ogen te knipperen
'onafhankelijk' zou kunnen noemen.
Methode 1: men verbiedt simpelweg elke onwelgevallige mening. Zie verder:
hoofdstuk Banda.
Methode 2: men stimuleert een wildgroei aan blaadjes en pamfletten, met
daarin verhalen die zo onwaarachtig en doorzichtig zijn, dat de vrijheid van
meningsuiting vanzelf tot een karikatuur wordt. Daarna heb je nog maar een
sterke man nodig om aan al die onzin een einde te maken.
In Malawi dreigt nu methode 2 in de praktijk te worden gebracht, en
iedereen die de vrijheid van journalisten wenst te verdedigen, ziet zich
gedwongen meteen ook de beunhazen en de lasteraars te verontschuldigen.
Het is een effectieve sabotage-methode, die veel onwennigheid verraadt, en
een verleden zonder vrije pers.
Vandaar dat ongelimiteerde schrijven en drinken hier, dat mateloze
geschmier en gezuip, met soms daar tussenin iemand die op magische wijze de
Banda-prehistorie heeft overleefd, en de pen hanteert, het wijnglas ter hand
neemt, alsof hij nooit anders heeft gedaan.
Eigenlijk pleit alles tegen hun aanwezigheid, de geschiedenis, de armoede
van het land, het rode stof dat hier dertig jaar lang een hele bevolking tot
stikkens toe heeft bedolven.
Het wonderlijke is dus niet, dat het er zo weinig zijn, maar dat ze er
zijn, tegen alle logica in.
|