Korte geschiedenis van Angola

De oorspronkelijke bewoners van Angola waren Bushmen, ook bekend als Khoi-San. Zij zijn tussen 1300 en 1600 uit hun woongebieden verdreven of zijn geassimileerd met de Bantu-volken die naar Angola kwamen vanuit de regenwouden van de huidige Congo’s en Kameroen. Vanaf die tijd waren er in het huidige Angola diverse koninkrijken, waar onder Kongo, Ndongo en Benguela.

In 1483 voer de Portugees Diogo Cão de monding van de Congorivier op. Vanaf dat moment dreven de Portugezen handel met de Angolese volkeren.
Al spoedig richtten de Portugezen ook buitenposten in die zich vooral bezighielden met de handel in slaven. In de loop der eeuwen zijn er ca. 4 miljoen Angolezen als slaven verhandeld en met name naar Brazilië verscheept. Luanda was de grootste slavenhaven van Afrika.
Ook Nederlanders waren een kleine zeven jaar actief als slavenhandelaars na de (tijdelijke) inname van Luanda, Benguela en de eilandengroep Sao Thomé.

Pas in 1836 verbood Portugal de slavenhandel en 33 jaar later de slavernij. In de negentiende eeuw werd Angola formeel een Portugese kolonie onder de naam Portugees West-Afrika. Het land lag economisch vrijwel stil en werd als strafkolonie gebruikt. Missionarissen trokken in grote getale Angola in.


In 1928 kwam Antonio Oliveira Salazar in Portugal aan de macht. Vanaf toen stimuleerde de Portugese regering massale emigratie van Portugese boeren en ondernemers naar Angola om de blanke aanwezigheid daar te versterken.

Apartheid en bevrijdingsstrijd
Angola was een apartheidsstaat met een strakke hierarchie en strenge straffen voor wie de rassenregels overtrad. Discriminatie, dwangarbeid en een vernederende identificatieplicht leidden tot verzet in brede lagen van de bevolking.
In 1956 werd de MPLA, (de volksbeweging voor de bevrijding van Angola) opgericht, onder leiding van Agostinho Neto. De MPLA trachtte aanvankelijk via vreedzame weg de onafhankelijkheid van Angola te bereiken. De partij was marxistisch georiënteerd en de aanhang woonde vooral in de arme buurten van Luanda.

Naast de MPLA werd in 1962 de FNLA (Nationaal Bevrijdingsfront voor Angola) opgericht, die onder leidng van BaKongo in Kinshasa een regering in ballingschap opzette.
In 1966 stapte Jonas Savimbi uit de FNLA uit onvrede over de dominerende rol van Bakongo en richtte de Unita (Nationale Unie voor de Totale Onafhankelijkheid van Angola) op.
Een vierde, kleine bevrijdingsbeweging, was de FLEC (Front voor de Bevrijding van Cabinda).

In 1960 kwamen de boeren massaal in opstand tegen de koloniale overheersers. Een opstand die door het Portugese leger bloedig werd onderdrukt. De bevrijdingsbewegingen weken uit naar het buitenland en begonnen een guerilla-oorlog. Pas in 1975, na de staatsgreep en ‘Anjerrevolutie’ in Portugal zelf, werd een overeenkomst over
Augostinho Neto
onafhankelijkheid getekend met de MPLA. Agostinho Neto werd de eerste president en riep de eenpartijstaat uit.

Geen vrede
Unita en FNLA vormden een tegenregering en Unita bleef doorvechten met Zuidafrikaanse en later Amerikaanse steun.
Binnen de MPLA ontstond een scheuring tussen gematigden en radicalen, die leidden tot massale zuiveringsacties en duizenden doden. Toen Neto is 1979 stierf, volgde José Eduardo dos Santos hem op en ontpopte zich tot de onbetwiste leider van de MPLA.

In de tachtiger jaren ontwikkelde het conflict zich tot het strijdveld van de ‘koude oorlog’: Unita met achter zich de VS en Zuid-Afrika versus de MPLA met achter zich Cuba en de SovjetUnie. Pas in 1991 werd een staakt het vuren afgekondigd onder
President Dos Santos
toezicht van de VN, de VS en de Sovjet-Unie. In 1992 vonden verkiezingen plaats en iedereen geloofde in vrede.

Unita accepteerde de uitslag van de verkiezingen niet. De MPLA had een comfortabelel parlementaire meerderheid behaald. De MPLA deelde wapens uit onder de bevolking om zich te verdedigen en kort daarna sloeg in Luanda de vlam in de pan. Duizenden doden, het begin van de burgeroorlog die 10 jaar zou duren. Zowel het regeringsleger als de Unita maakten zich schuldig aan gewelddadigheden. Diverse pogingen tot bemiddeling van buitenaf mislukten.

Savimbi’s dood
Jonas Savimbi

Savimbi was een charismatisch leider die vaak manisch depressief was en veel dronk. Dan riep hij weer in offensief uit in een confessionele oorlog die niet te winnen viel.

In 1999 ontstond binnen Angola GARP, een Denkgroep voor Vrede. In een manifest riep GARP op tot een staakt het vuren en een agenda voor vredesbesprekingen. Datzelfde jaar keerden de kansen voor Unita, dat een groot deel van het binnenland onder controle had. Ze verloor centrale bolwerken en uiteindelijk leider werd Jonas Savimbi in februari 2002 gedood. De oorlog was eindelijk voorbij. Bijna een derde van de bevolking was van huis verdreven en het land was fysiek,moreel, persoonlijk en maatschappelijk volkomen ontwricht.

printversie


Downloads:
Column van Dinho Chingunji in ZAM, zomer 2002: de-man-achter-de-mythe-savimbi.pdf (59 Kb)