NiZA home address, documentation, programmes, who is who list of NiZA publications links to websites on Southern Africa, by country or subject email NiZA search this site

terug terug

Mensenrechtenorganisaties Zuid-Afrika in problemen
Nederlandse hulp is onevenwichtig


opinie door Venitia Govender en Piers Pigou


De omvang van de totale Nederlandse ontwikkelingshulp staat niet ter discussie. Aanvechtbaar is wel hoe minister Herfkens het geld besteed. Zuid-Afrikaanse mensenrechtenorganisaties luiden de noodklok.

Bilaterale hulp is onbetwist van uitermate groot belang, vooral voor de Zuid-Afrikaanse overheid die haar beloften moet zien waar te maken in een wereld van bureaucratisch onvermogen en vele taken en problemen, die zij meestal niet zelf veroorzaakt heeft. Maar om Zuid-Afrika's problemen op de lange termijn te kunnen oplossen, is ook een werkzame en levendige civil society nodig. Van een centrale rol van niet-gouvernementele organisaties (NGO's) in de strijd voor een duurzame vermindering van de armoede, een toegankelijker justitieel systeem en een zinvolle mensenrechtencultuur is echter nog geen sprake. Zoals het nu lijkt, is het de vraag of het ooit zover zal komen.

Vóór de verkiezingen van 1994 beschouwden donoren uit het Noorden hulp aan NGO's doorgaans als ondersteuning van de strijd voor democratie. Sindsdien hebben veel donoren deze geldstroom naar NGO's drastisch verminderd en hun hulp direct gericht op de overheid. Enkele donoren, zoals de Scandinavische, onderkenden de noodzaak van een overgangsregeling voor NGO's. Veel andere donoren echter stopten hun subsidie aan NGO's geheel, waardoor deze ogenblikkelijk in een financiële crisis raakten. Veel organisaties hebben hun deuren moeten sluiten. Een gedegen overzicht over de aangerichte schade bestaat niet, zodat wij ons op dit punt grotendeels moeten verlaten op anekdotische gegevens.

Aansluitend bij bovengenoemde ontwikkelingen, heeft de Nederlandse overheid haar ontwikkelingsbeleid in 1999 ingrijpend veranderd. Ze introduceerde een zogenoemde 'sectorale aanpak' van de hulp. In Zuid-Afrika betekende dat heel concreet een verschuiving van het subsidiëren van vierhonderd projecten binnen de sfeer van de civil society naar ondersteuning van zeventig projecten die de nieuwe regering heeft aangewezen in de sectoren lokaal bestuur, justitie, onderwijs en jeugd. Het nieuwe beleid richt zich vooral op het ondersteunen van goed bestuur en goed beleid, gedurende een beperkte periode (tot 2004).

Ondermijnd

Mensenrechtenorganisaties lijden sterk onder de teruglopende Nederlandse fondsen. Het Human Rights Committee, bijvoorbeeld, heeft bij capaciteitsopbouw en organisatieontwikkeling altijd kunnen rekenen op hulp uit Nederland. Fondswerving voor deze essentiële zaken is nu erg moeilijk geworden. In theorie zouden wij ons voor zoiets nu moeten wenden tot de Zuid-Afrika's Nationaal Ontwikkelingsbureau, maar vermoedelijk is dat volslagen tijdverspilling.

Mensenrechtenorganisaties lijden sterk onder de teruglopende Nederlandse fondsen

Een andere mensenrechtenorganisatie die met moeite nog aan fondsen kan komen, is het Human Rights Institute of South Africa(Hurisa). Deze houdt zich bezig met training, capaciteits-ontwikkeling en onderzoek en kreeg daarvoor altijd Nederlands geld. Nog een voorbeeld is het Legal Resources Centre, dat enorm veel geld nodig heeft voor rechtszaken.

De Nederlanders stonden bekend om hun steun aan controversiële mensenrechtenactiviteiten aan de basis, zoals campagnes tegen martelingen. De acties tegen dit soort misstanden liggen vrijwel stil. Er sterven nog steeds honderden mensen in politiecellen of ten gevolge van het optreden van de politie, en we weten domweg niet meer hoe wijdverspreid andere misstanden zijn. Kortom, het intrekken van de subsidies heeft op sommige terreinen de mogelijkheden voor werkelijk effectieve acties op mensenrechtengebied ondermijnd.

Lippendienst

Het hulpbeleid van Nederland, evenals dat van verschillende andere donoren uit het Noorden, is nu gericht op de ontwikkeling van de instellingen en de infrastructuur van de staat, teneinde de slagvaardigheid van de overheid bij de armoedebestrijding te vergroten en de dienstverlening effectiever en efficiënter te maken. Hiermee omzeilen de donoren het gevaar dat hulp leidt tot langdurige afhankelijkheidsrelaties. Het nieuwe beleid gaat ervanuit dat de civil society indirect meeprofiteert in de gekozen sectoren door als partner van de staat te fungeren.

Nu de hulpfondsen opdrogen, hebben NGO's en andere onderdelen van de civil society zich tot subsidie-instellingen van de overheid gewend. Over het algemeen zijn zij daarmee niet ver gekomen. Het Nationale Ontwikkelingsbureau heeft, naar onlangs bekend werd, een bedrag van ongeveer dertig miljoen rand (tien miljoen gulden) toegekend, minder dan tien procent van het voor 2000 en 2001 beschikbare budget. Men vraagt zich dan ook bezorgd af of de overheid wel de capaciteit en de politieke wil bezit om de ontwikkeling van de civil society te ondersteunen. In het beleid strijden diverse doelstellingen om de voorrang en de capaciteit van de staat is uiterst gering; in deze context is het bewijzen van politieke lippendienst aan het grote belang van de civil society misschien het hoogst bereikbare. De NGO's die wel subsidie hebben ontvangen, zien hun rol als onafhankelijke criticus van de overheid in gevaar komen. Het is onwaarschijnlijk dat ze zullen bijten in de hand die hen voedt.

Enkele donoren zijn op dit moment aan het heroverwegen wat zij het best kunnen ondernemen tegen de afkalving van sommige onderdelen van de civil society en voor de versterking van onderdelen die nooit een adequate ondersteuning hebben genoten. De Nederlandse overheid zal moeten bezien of de wijziging van het beleid voor ontwikkelingssamenwerking wel het bedoelde gunstige effect heeft, en of inmiddels niet een evenwichtiger aanpak op zijn plaats is.

Venitia Govender is directeur van het Human Rights Committee in Johannesburg.
Piers Pigou is onderzoeker bij de Community Agency for Social Enquiry in Johannesburg.


terug terug

NiZA home   back to top