NiZA home address, documentation, programmes, who is who list of NiZA publications links to websites on Southern Africa, by country or subject email NiZA search this site

terug terug

ANC-regering zet kunstenaars in Zuid-Afrika onder druk
Liever fluisteren dan schreeuwen
door Mike van Graan

Zuidelijk Afrika najaar 1999 Jrg. 3, nr 3

Zuid-Afrika heeft het tijdperk-Mandela achter zich gelaten. Dat schept nieuwe kansen voor een werkelijk onafhankelijke kunst en cultuur. Want de voorbije periode was niet vrij van censuur. Kritiek uitoefenen op de regering stond in een kwade geur, hoewel iedere vergelijking met de apartheidstijd mank gaat.  

 

Onder de apartheid waren kunstenaars machteloos gemaakt. De censor deed zijn werk, boeken en voorstellingen werden verboden. Culturele instellingen die staatssteun ontvingen, kregen een bestuur boven zich dat ervoor zorgde dat de instelling trouw bleef aan de politiek van de blanke minderheidsregering. Progressieve, kritische cultuurbeoefenaars werden getreiterd en sociaal en financieel buitengesloten. Ze konden niet anders dan zich, in hun eigen belang, aansluiten bij de beweging tegen de apartheid. Het verdrijven van de apartheid werd hun allereerste doel.

Met het vooruitzicht van een nieuwe regering onder leiding van het ANC, groeide begin jaren negentig het besef in progressieve culturele organisaties dat het nodig was een onafhankelijke positie in te nemen. De organisaties hadden zich tijdens de apartheid financieel en politiek weten te organiseren onder de vleugels van het ANC. Daar hoorde een cultuur bij waarin kritiek op het ANC, of het ter discussie stellen van de politieke leiding daarvan, niet bepaald werden aangemoedigd. Veel leden van de kunstenaarsgemeenschap hadden progressieve sympathieën en banden met progressieve politieke partijen. Maar, zo zagen zij nu in, in een democratische rechtsorde konden en moesten zij opkomen voor het belang van de kunst en van de kunstbeoefenaars. Het ging om de optimale voorwaarden waaronder zij hun 'roeping' konden vervullen, niet in dienst van een politieke partij, maar in overeenstemming met hun eigen begrip of interpretatie van de 'waarheid'.

Dit inzicht leidde tot de opkomst van de Nationale Kunstcoalitie, de eerste nationale lobbyorganisatie op het gebied van kunst en cultuur zonder een specifieke politieke binding. Tegen de tijd dat in 1994 verkiezingen werden gehouden, had de coalitie uitgebreide beleidsaanbevelingen gedaan, die bijzonder weinig heel lieten van het culturele paradigma van de apartheid. Door haar onafhankelijke opstelling leefde de coalitie op tamelijk gespannen voet met de afdeling Kunst en Cultuur van het ANC. Deze afdeling leek zichzelf de voorhoederol toe te kennen in de culturele transformatie; in haar ogen moesten culturele instellingen zich blijvend onderwerpen aan haar leiding.

De macht van de kunstwereld beleefde een hoogtepunt toen het nieuwe ministerie van Kunst, Cultuur, Wetenschap en Technologie een Taakgroep voor Kunst en Cultuur (Arts and Culture Task Group, Actag) in het leven riep. De leden daarvan werden voorgedragen door de wereld van kunst en cultuur zelf. Veel van de eerder door de Nationale Kunstcoalitie geformuleerde aanbevelingen werden in het Actag-rapport verder ontwikkeld en uitgebreid - een flinke psychologische oppepper voor de kunst- en cultuurgemeenschap. Zij hadden zich collectief uitgesproken en de regering zou nu hun aanbevelingen in de praktijk gaan brengen.

Veel kopstukken uit de particuliere culturele sector kwamen terecht op nieuwe, invloedrijke posities binnen de overheid. De verwachting leefde dat dit de kunst ten goede zou komen. De ironie wilde dat deze naïeve verwachting juist leidde tot steviger positie van overheidsfunctionarissen en een verzwakking van de sector.

Geïntimideerd

De kunstwereld had gepleit voor een Nationale Raad voor de Kunst (National Arts Council, NAC), die moest zorgen voor de verdeling van het overheidsgeld. De raad zou relatief los van de overheid staan; rechtstreekse bemoeienis van de overheid als de belangrijkste financier van kunst zou immers de vrijheid van expressie en het kritisch volgen van diezelfde overheid in gevaar kunnen brengen.

Maar van meet af aan werd er geknaagd aan de onafhankelijkheid van de NAC. Hoge regeringsfunctionarissen begonnen direct aan te dringen op de aanstelling van extra leden, bovenop de voordracht van kandidaten door een onafhankelijke commissie. Het departement 'bevorderde' ook de benoeming van John Kani tot voorzitter van de raad. Deze werd beschouwd als iemand met nauwe banden met het departement, niet in de laatste plaats omdat zijn salaris bij het Market Theatre betaald werd uit een aanzienlijke subsidie aan dat theater. Men begon de NAC zo'n beetje te zien als de sweetheart van de regering. Het effect van de grote overheidsinvloed is dat de begunstigden van NAC-subsidies niet zeker zijn van nieuwe subsidies indien zij in hun werk kritiek uiten op de regering.

Maar dat is niet het enige voorbeeld van hoe de kunstgemeenschap onder druk werd gezet door het ministerie - in weerwil van een beleid dat vol staat met mooie woorden als 'beperkte overheidsbemoeienis' en 'vrijheid van expressie'. Sommige culturele instellingen die door het ministerie worden gefinancierd, zijn geïntimideerd door hoge ambtenaren, nadat ze zich hadden verzet tegen een bezuiniging of zich kritisch hadden uitgelaten over de slechte manier waarop het departement de hervorming van de culturele sector leidt. De ambtenaren gaven dreigend te kennen dat zulke kritiek "niet bepaald in het belang van de instelling" was. Twee bestuursleden van de - door het ministerie aangestelde - Raad voor de Uitvoerende Kunsten van Transvaal zijn samen met de rest van het bestuur aan de kant gezet nadat ze uit de school hadden geklapt over financieel wanbeheer.

Journalisten als Hazel Friedman en Charl Blignaut van de Mail & Guardian, die kritische verhalen schreven over het ministerie, zijn door hun hoofdredacteuren gemuilkorfd na klachten vanuit het ministerie. Zeker één culturele publicatie maakte het zo bont dat de onder druk werd gezet om de subsidie stop te zetten. Hoge ambtenaren van het departement lieten meer dan eens leidende personen in de wereld van kunst en cultuur weten, dat de reden waarom ze niet serieus genomen worden, schuilt in het feit dat ze constant kritiek hebben. Een hoge ambtenaar benaderde de directeur van een instelling met de vraag een artikel dat in een landelijk tijdschrift zou worden geplaatst - en dat kritiek bevatte op het departement - in te trekken.

De overheersende indruk is dat het departement dat verantwoordelijk is voor het bevorderen van de vrijheid van expressie, in werkelijkheid van geen enkele kritiek gediend is, vooral niet als deze afkomstig is uit vooruitstrevende culturele kringen.

Cocktailcircuit

De omstandigheden zijn anders, de stemming is ingehoudener dan in de vrijmoedige dagen van begin jaren negentig. De daden van bestuurders van kunstinstellingen worden nu eerder geregeerd door angst dan door visie; kunstenaars stellen zich tevreden met fluisteren in plaats van schreeuwen. Eenlingen die zich kritisch uitlaten over de regering of verbonden instellingen worden door hun collega's geprezen om hun 'durf' - wat op ontluisterende wijze duidelijk maakt hoeveel stappen terug er zijn gezet en aan hoeveel censuur de kunstzinnige activiteiten en het kritisch denken zijn blootgesteld.

De censuur wordt uitgeoefend door onze eigen angst

Die censuur wordt niet uitgeoefend door gezichtsloze, door de regering aangestelde toezichthouders, maar door onze eigen angst. De angst om de toegang tot fondsen kwijt te raken, om te worden buitengesloten van het cocktailcircuit, om te worden aangemerkt als 'racistisch' of als 'tegenstander van de transformatie'. En door een ministerie dat de eerste stap nog moeten zetten op weg naar het begrijpen van de eigen retoriek over de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van artistieke expressie.

De ironie wil dat het wijdverbreide respect dat Mandela geniet, heeft bijgedragen aan de zelfcensuur. Kunstenaars waren terughoudend in hun kritiek op een maatschappij die onder leiding stond van deze icoon. Wat dat betreft zijn de omstandigheden sinds het aantreden van Thabo Mbeki gunstiger voor een landelijke lobby ten behoeve van een werkelijk vrije kunst en cultuur.

terug terug

NiZA home   back to top