NiZA home address, documentation, programmes, who is who list of NiZA publications links to websites on Southern Africa, by country or subject email NiZA search this site

terug terug

IMF en donoren belemmeren wederopbouw
Van wie is Mozambique?

door Joseph Hanlon

Zuidelijk Afrika voorjaar 1998 Jrg. 2, nr 1

Mozambique, een van de armste landen ter wereld, is voor de helft van het overheidsbudget afhankelijk van buitenlandse donoren. Sinds 1992 worden onder strikte controle van het Internationale Monetaire Fonds economische hervormingen doorgevoerd. Volgens publicist Joseph Hanlon is de politieke onafhankelijkheid van Mozambique hierdoor in gevaar.

[Illustratie: Astrid Nieland]

In Mozambique heerst op dit moment een vorm van centrale planning waarvan de Mozambikanen in hun zogeheten socialistische periode niet durfden dromen. De ergste centrale planners zitten in Washington - de hoofdstad van de zogenaamde 'vrije markt'. De Wereldbank en het Internationale Monetaire Fonds (IMF) leggen gedetailleerde beleidslijnen op aan Mozambique, waarbij wordt vergeten dat het land ook nog zoiets als een parlement heeft.
Zo worden in een gezamenlijk IMF/Wereldbank-stuk met de titel Beleidskader voor Mozambique 1997-99 maar liefst 93 verplichtingen opgediend. Het gaat dan bijvoorbeeld om het invoeren van een btw-heffing, het gebruiken van een specifiek type computerprogrammatuur bij de douane, het privatiseren van acht grote staatsbedrijven per zes maanden, het afschaffen van de minimumprijzen voor cashewnoten, het stoppen van marktsubsidies voor maïs, het verhogen van de prijzen in de gezondheidszorg, het in particuliere handen brengen van de watervoorziening in de vijf belangrijkste steden.

En het land komt pas in aanmerking voor schuldvermindering voor arme landen met een hoge schuldenlast, het zogeheten HIPC-initiatief, als aan weer extra voorwaarden van de Wereldbank en het IMF is voldaan. Het voorlopig HIPC-rapport over Mozambique, dat op 20 augustus 1997 verscheen, somt een reeks zwaardere voorwaarden op: alle staatsbedrijven moeten zijn geprivatiseerd, de exploitatie van alle spoorwegen en havens moet in particuliere handen zijn gebracht, en de btw moet ingevoerd zijn, vóórdat Mozambique schuldverlichting kan krijgen.

De btw is een klassieke illustratie van hoever de centrale planning van Washington afstaat van de Mozambikaanse werkelijkheid. In industrielanden lijkt een btw-heffing op verkochte artikelen eenvoudiger en eerlijker dan een simpele omzetbelasting. Het probleem is dat voor het hanteren van de btw-wetgeving een redelijke kennis van boekhoudtechnieken en een betrouwbare administratie vereist zijn. De meeste marktkooplieden en straatverkopers in Mozambique beschikken over het een noch het andere.

De regering, het bedrijfsleven en de donoren zijn eensgezind in hun streven de informele sector binnen het belastingsysteem te brengen, om zo de belastingopbrengsten te vergroten en de corruptie terug te dringen. Regering en bedrijfsleven werden het eens over een vereenvoudigd systeem van omzetbelasting en vergunningen, dat zelfs voor ongeletterde handelaren te hanteren zou zijn. Het IMF kwam langs, verwierp het plan en eiste in plaats daarvan de invoering van de btw. Het resultaat is dat de informele sector in de illegaliteit wordt gedrongen en dat corruptie en omkoping aanzienlijk zullen toenemen. De internationale gemeenschap zal Mozambique daarvan de schuld geven, niet het IMF.

Marshall-hulp

Het eigenlijke probleem is dat het IMF Mozambique, na tien jaar destabilisering door het Zuid-Afrika van de apartheid, niet in staat stelt de wederopbouw ter hand te nemen. Een miljoen mensen zijn omgekomen, er is een schade geleden van meer dan twintig miljard dollar. Zes jaar na het einde van de oorlog ligt het inkomen per hoofd van de bevolking nog lager dan in 1990, toen het IMF-programma van start ging; is in veel plattelandsgebieden de economie nog nauwelijks op gang gekomen; zijn wegen onbruikbaar en winkels nog steeds niet heropend. En door de bestedingsbeperkingen, opgelegd door het IMF, is de invoering van de algemene leerplicht voor het basisonderwijs uitgesteld tot 2010.

Na afloop van de Tweede Wereldoorlog zetten Nederland en de rest van Europa zich aan de wederopbouw. Fabrieken en bedrijven gingen weer aan het werk - met een duwtje in de rug vanuit de Verenigde Staten in de vorm van het Marshall-plan. Het IMF zegt nu, dat dat op een vergissing berustte: het had niet moeten werken, althans in Afrika werkt het niet. Volgens het IMF is het allereerste wat in plaats daarvan in Mozambique moet gebeuren, het beteugelen van de inflatie. Het IMF beweert dat wederopbouw tot prijsstijgingen leidt en daarom moet worden uitgesteld tot de economie van dit arme land is 'gestabiliseerd' op een uiterst laag niveau.

Orthodoxe economen brachten dat in de jaren veertig ook naar voren ten aanzien van Europa. Politieke overwegingen wonnen het echter: de VS was bang dat een verarmd Europa zijn heil zou zoeken bij het communisme. Vandaar de hulp om er snel weer bovenop te komen. In werkelijkheid bleek de stijging van het prijsniveau binnen aanvaardbare grenzen te blijven, juist dankzij de snelle toename van de productie. Maar deze weg is voor Mozambique afgesneden, want van het communisme gaat geen dreiging meer uit.

Het meest dramatische is nog, dat het IMF vindt dat hulpverlening de inflatie opdrijft. Mozambique heeft daarom miljoenen dollars hulpgeld, dat ten goede had moeten komen aan de wederopbouw, moeten afwijzen. De Noordse landen wilden Mozambique meer geld geven voor onderwijs en de Wereldbank stelde aanzienlijke leningen ter beschikking voor het repareren van het wegennet - beide moesten worden afgewezen vanwege de IMF-bestedingsbeperkingen.

Veel internationaal gerespecteerde economen - tot en met rechtse vakbroeders zoals Jeffrey Sachs, hoofd van het Harvard Instituut van Internationale Betrekkingen - zijn het hartgrondig oneens met de inflatie-obsessie van het IMF. Maar het IMF heeft de macht om zijn fundamentalistische filosofie door te drijven, aangezien de Nederlandse regering en de andere Europese landen het die macht geven. Zij geven Mozambique alleen hulp en schuldvermindering onder de voorwaarde dat het de IMF- en Wereldbankprogramma's uitvoert. Doet het land niet wat het IMF zegt, dan stellen Nederland en andere landen geen hulp ter beschikking.

Ongebruikelijke stap

De Nederlandse ambassade in Maputo kreeg in 1995 in de gaten dat het eigen Nederlandse hulpprogramma hieronder leed: bepaalde sociale voorzieningen kwamen droog te staan. Tegelijkertijd leden de Nederlandse diplomaten gezichtsverlies in Den Haag omdat ze niet in staat waren het beschikbare hulpgeld uit te geven. Uiteindelijk nam de ambassade de zeer ongebruikelijke stap om stelling te nemen tegen het IMF. In de eerste plaats ondertekende de ambassade, gezamenlijk met andere belangrijke donoren, een openbare verklaring waarin kritiek werd geleverd op de IMF-aanpak. Ten tweede bood Nederland, tezamen met Denemarken, aan de schuld van Mozambique aan het IMF drie jaar lang af te betalen - onder de voorwaarde dat het IMF zou toestaan dat Mozambique het aldus bespaarde geld zou uitgeven aan gezondheidszorg en onderwijs. Daarmee werden de door het IMF gestelde bestedingsgrenzen overschreden, maar het IMF stemde er schoorvoetend mee in.

Mozambikaanse ministers spraken in het openbaar hun dank uit voor deze geheel nieuwe vorm van steun - die echter van korte duur bleek. IMF-functionarissen wezen de openbare verklaring van de donoren van de hand; volgens hen was deze gebaseerd op 'een misverstand'. Het Nederlandse directielid van het IMF legde zich neer bij de officiële lijn van Washington. De Nederlandse regering stelde zich op achter de lijn van Washington - dat wat goed was voor Nederland in de jaren veertig, is slecht voor Afrikanen in de jaren negentig.

En zo staat de Nederlandse hulpverlening bol van retoriek als 'armoedebestrijding', 'duurzaamheid', 'empowerment' en 'steun voor vrouwen', en ondersteunt de regering tegelijkertijd een beleid van centrale planning dat leidt tot minder 'empowerment' en grotere armoede en dat vrouwen het hardst treft.

De Nederlandse houding lijkt des te vreemder, nu gespecialiseerde instellingen van de Verenigde Naties zich meer en meer uitspreken tégen de aanpak van het IMF en de Wereldbank van structurele aanpassingen en stabilisering. Het Human Development Report 1997 van het VN-hulpprogramma UNDP, het Trade and Development Report 1997 van de VN-organisatie voor handel en ontwikkeling Unctad en het rapport Jobs for Africa dat net is uitgebracht door de VN-arbeidsorganisatie ILO, komen stuk voor stuk met forse kritiek.

In het ILO-rapport staat dat 'structurele aanpassing wordt nagestreefd ten koste van economische inkrimping, hoge werkloosheid en massale armoede. (...) Het menselijk leed dat daarmee gepaard gaat, is noch van korte duur, noch gering van omvang.' Wat volgens het rapport vooral nodig is, zijn investeringen die banen scheppen. Het UNDP-rapport verlangt 'structurele aanpassing in het belang der armen ... met groei via expansie.' In het Unctad-rapport staat: 'De rijken helpen om nog rijker te worden, kan inderdaad het voorspel zijn van een snelle groei en van het doorsijpelen van inkomensverbeteringen, ook voor alle lagere sociaal-economische groepen. Maar de aanwijzingen stapelen zich op, dat langzame groei en toenemende ongelijkheid blijvende vormen beginnen aan te nemen.'

Van regeringszijde wordt men in Mozambique inmiddels steeds uitgesprokener. Premier Pascoal Mocumbi zei tijdens een overleg met de donoren op 17 mei 1997 in Parijs:
 
'Van de Wereldbank moeten
we soms dingen accepteren
die niet in ons belang zijn'
 
 
'De bestaande maatschappelijke ongelijkheden en de regionale asymmetrie vormen een gevaar voor het klimaat van onderlinge vrede, rust en maatschappelijke harmonie dat een basisvoorwaarde is voor een evenwichtige en duurzame economische ontwikkeling.' Op een persconferentie op 28 november 1997 zei hij bovendien: 'Van de Wereldbank moeten we soms dingen accepteren die niet in ons belang zijn, omdat we geen andere uitweg hebben.'

Gelijkwaardig

De Nederlandse minister voor Ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk heeft dikwijls gepleit voor gelijkwaardig partnerschap, voor het symmetrischer maken van de ongelijke zeggenschapsverhoudingen tussen hulpgevers en -ontvangers. Toch ondersteunt zijn regering en zijn departement een beleid dat de Nederlanders voor zichzelf nooit zouden accepteren, en waarvan Mozambikaanse ministers zeggen dat het verkeerd is en dat het armoede schept. De asymmetrie is hier wel heel ver doorgevoerd.

Hoe kan dat anders? Als eerste zet zou men moeten afstappen van de gedetailleerde manier waarop centraal wordt gepland en overschakelen op het ondersteunen van brede doelstellingen. Dat zou de Mozambikanen meer ruimte geven om hun eigen beleid te maken. Zo zou de Nederlandse hulp niet meer afhankelijk gemaakt moeten worden van de uitvoering van een IMF-programma van stabilisering via inkrimping. Waarom de hulp niet verbinden aan de - goed meetbare - vooruitgang die Mozambique weet te boeken bij het streven naar de volgende zes doelstellingen, die zijn geformuleerd door het Ontwikkelingscomité van de Oeso op 6-7 mei 1996:

  • vermindering van het percentage van de bevolking dat in extreme armoede leeft;
  • vooruitgang bij de doorvoering van de algemene leerplicht voor het basisonderwijs;
  • toename van de deelname van meisjes aan het basis- en voortgezet onderwijs;
  • vermindering van de sterfte onder kraamvrouwen en kinderen onder de vijf jaar;
  • verbetering van de toegang tot medische voorzieningen;
  • vermindering van de belasting van het milieu.

Nederland en gelijkgestemde landen, zoals de Noordse, zouden met de regering van Mozambique en maatschappelijke groeperingen aldaar driejaarlijkse streefgetallen kunnen afspreken en kunnen beloven hulp te geven zolang deze getallen worden gehaald - dit alles los van enig IMF- of Wereldbank-programma. Dit zou een samenwerking op basis van gelijkwaardigheid een stuk dichterbij brengen.


terug terug

NiZA home   back to top