|
Toen wij vorige week in Luanda, Angola, aankwamen kreeg ik 58 miljoen
Kwanza's voor 100 US Dollar. Vandaag was de koers opgelopen tot 59 miljoen
Kwanza's. Een inflatie van 2 % per week, dat moet (samengestelde interest!)
oplopen tot 200 procent per jaar. Hyperinflatie dus.
Een weekblad op straat gekocht kost op het moment precies 1 miljoen
Kwanzas: bijna 2 Dollar.
In de straten van Luanda overheersen
- auto's ; van fiat 500 zonder deuren tot luxe Mercedes 520 SEL, maar
vooral veel hele dure 4 wiel-karren
- heel veel mensen; die altijd haast hebben, altijd ergens naar toe moeten
- overal grote vuilnishopen; de reiniging functioneert nauwelijks, en
anders gooien de bedelaars alles wel uit de vuilcontainers om spullen uit
te zoeken.
- kuilen; heel veel kuilen en gaten in het asfalt, met als ergste het
ontbreken van putdeksels (soms met een auto met gebroken as ernaast)
- heel veel stof; het duurt nog een paar maanden tot de regentijd er
modder van maakt
- verkopertjes en verkopers: meestal jongens en mannen, behalve de
'Kinguilas', vrouwen, de (formeel illegale) wisselkantoren van Luanda, die
overal met grote bundels Kwanza's lopen te zwaaien.
- Heel af en toe is er opeens een sukje gras tussen de puinhopen, met een
bordje erbij: 'gezaaid door de Deense hulp', of 'help de kerk Luanda mooi
maken' of 'Provincie Luanda met hulp van Gulf-oil'
Het stadslandsschap repeteert zich in het panorama van de Angolese media:
heel veel rotzooi, heel veel drukte, een flink stel patsers, en af en toe
een klein groen tuintje.
Dat geldt voor de geschreven media (die de meeste mensen zich niet kunnen
veroorloven), maar zeker ook voor radio en televisie.
Televisie
De televisie (een nationale zender, die alleen in Luanda en enkele andere
provinciehoofdsteden ontvangen wordt) is de grootste pulp, met de meeste
patsers, de meeste propaganda en ..... deze week gemiddeld een kwartier per
nieuwsuitzending (absolute piek gisteren, op zijn verjaardag: 31 minuten)
de President.
Ik zal hier geen hele verhalen schrijven over de gebezigde 'newsspeak' maar
Orwell was vergeleken bij de huidige Angolese regeringskringen een
beginneling. Naast de vele minuten President vindt je vooral veel
propaganda over zijn en des regerings goede daden, en over het feit dat de
oorlog tegen Unita inmiddels wel onontkoombaar is. Althans als je de vier
soaps (een Portugese, een Mexikaanse, een Braziliaanse en een Amerikaanse)
niet meerekent, tezamen goed voor driekwart van de zendtijd.
Toch is er ook een lichtpuntje: het programma 'Echos e Factos' van een half
uur probeert dagelijks een beeld te geven van de problemen en
gebeurtenissen in het leven van de gewone Angolees. Dat is niet altijd even
kritisch, maar tenminste komen er mensen aan het woord, die normaliter niet
worden gezien.
De staats-radio, die wel steunzenders heeft in alle provincies en daarme
het medium is, dat de meeste mensen bereikt (schatting rond 8 van de
Angolese 10 miljoen inwoners), is al even erg; hier vindt je vooral grote
hoeveelheden lawaai, verbaal geweld, inclusief vuilnis en stof, een fiks
aantal advertenties en toch nog af en toe een groen plekje. Zo heeft opeens
Radio Luanda, de provinciale staatsradio, een redelijke nieuwsvoorziening,
vooral lokale actualiteiten, hoewel ook deze aan beperkingen onderhevig is.
De commerciële, formeel onafhankelijke radio's - LAC in Luanda, 2000 in
Lubango, Morena in Benguela - doen het nog iets beter LAC heeft zowaar een
zeer kritisch programma: de klaaglijn op maandag en vrijdag; een zeer
populair en goed beluisterd programma, waarin deze week zelfs mensen
kritiek mochten leveren op de grote hoeveelheid geld die rond de verjaardag
van de president over de balk wordt gegooid.
Dat is een goed teken, want vooral de president was tot voor zeer kort
volledig heilig: het land wordt vooral vanuit het presidentiele paleis,
Futungo, bestuurd en men vindt het daar niet leuk als er aan diens
stoelpoten wordt geknaagd.
Ook in de provincies zijn er soms lichtpuntjes: bijvoorbeeld in Huambo en
Benguela. De enige radio daar is de provinciale regeringszender, maar er is
daar zowaar plaats gemaakt voor enkele programma's van Angolese
ontwikkelingsorganisaties, zoals ADRA en het Rode Kruis.
Oorlog
Je vraagt je af, wat er eigenlijk te klagen valt over de radio: hij is toch
veel opener dan acht jaar geleden, voordat Angola zich tot het kapitalisme
bekeerde?
Het antwoord op deze vraag is niet makkelijk in een land dat vanaf 1961 af
en toe op de rand van, maar meestal midden in de oorlog heeft geleefd.
Bovendien heeft het land zozeer te lijden gehad van de koude oorlog, met
alle bijbehorende propaganda en desinformatie vanuit de grote mogendheden,
dat de vorige UN-verteggenwoordiger, Margaret Anstee het land zelfs als
'het weeskind van de koude oorlog' betitelde.
En bijna veertig jaar oorlog laat diepe sporen achter in het denken van de
mensen. Oorlog leidt vrijwel altijd tot partij kiezen, en dat is precies
wat er gebeurt in de media: analyse verliest het van belangen, behalve in
de enkele, zeer jonge, onafhankelijke weekbladen.
Neem daarbij het volstrekt totalitaire karakter van eerst een paar honderd
jaar Portugese kolonisatie en vervolgens van de Stalinistiese
eenheidsstaat, ten koste van een miljoen mensenlevens aangevochten door de
nog totalitairder Unita, gesteund door het Zuid-Afrika van de apartheid en
de leugenachtige 'realpolitiek' van de Verenigde Staten ('Savimbi is a son
of a bitch, but at least he is our son of a bitch') en je kan begrijpen,
dat zoiets niet in een paar jaar als sneeuw voor de zon verdwijnt.
Daargelaten nog het feit, dat dit jaar het 'low intensity conflict' in
Angola is uitgegroeid tot een regionale oorlog, waarbij ook de beide
Congo's, Ruanda, Uganda, Zimbabwe en Namibia betrokken zijn geraakt.
Ophitsen
In Angola zelf valt te constateren, dat de radio van geen kanten
objectief, pluriform informeert. De drie commerciele zenders, die het land
telt zijn allen ferm in handen van regeringsgezinde zakenlieden, lid van de
regerende MPLA, en meestal (ex) minister. Hun uitzendingen zijn vaak alleen
kritisch als ze mensen uit de straat aan het woord laten, en als de kritiek
vanuit de bevolking te groot wordt, stoppen ze simpelweg een poosje met dat
soort uitzendingen. Migiuel Filho, van de onderwijzersvakbond, vertelt
daarover: 'Wij zijn op het moment degenen, die het meest staken, op het
moment simpelweg omdat de regering inmiddels 5 maanden achter is met het
betalen van onze toch al lage salarissen. Op de radio hoor je dan ondanks
onze persberichten eerst niks over de stakingen, maar als die niet vanzelf
ophouden, begint de propaganda. De ene na de andere regeringspoliticus, tot
aan ministers toe, komt dan aan het woord, niet om in te gaan op de reden
van de staking maar om ons te beschuligen van 'anti-patriottisme', ouders
op te hitsen, dat ze ons maar eens een lesje moeten leren, omdat we te lui
zijn om hun kinderen les te geven, 'die onderwijzers willen hoge
salarissen, maar wij lijden allemaal'; ja zelfs suggererend, dat we onder
een hoedje spelen met Savimbi, en graag zouden zien dat hij de oorlog won!
En als dan in een gewoon op straat opgenomen programma een onderwijzer zijn
gal spuit en de ware toedracht probeert uit te leggen, wordt hij zo snel
mogelijk weggedraaid.' In de provincies is het vaak nog erger, daar wordt
door de plaatselijk gouverneurs soms zo tegen ons gehitst, dat de politie
in de provincie Moxico onlangs meende een vrijbrief te hebben om onze
stakingsleiders in elkaar te slaan. De betrokken politiemensen zijn nog
steeds niet vervolgd.'
Anderen zullen dat - overigens volstrekt juiste - beeld onmiddelijk
nuanceren, door te stellen dat Radio Vorgan, de gelukkig enkele maanden
geleden gesloten zender van Unita, nog veel erger was in zijn
oorlogshitserij. En ook dat is zeker juist. De gebezigde taal op Radio
Vorgan deed in zijn racisme en stemmingmakerij niet onder voor de
Nazi-propaganda uit de jaren 30 en 40.
Triest resultaat: de meeste gewone luisteraars, die je er naar vraagt
hebben geen vertrouwen in de door hen beluisterde radio-programma's. Alleen
de VN, die per dag enkele keren een nieuwsbulletin verzorgt op de
staatsradio wordt geloofd. Onderling wantrouwen en angst voor represailles
zitten hier diep.
Buitenlandse zenders
Fernando Pacheco, directeur van ADRA, een van de grootste Angolese
ontwikkelingsorganisaties, zegt hierover: "Vorig jaar deed ik een
onderzoek, dat me in heel veel dorpen in allerlei delen van Angola bracht.
Ik was echt verbaasd hoeveel mensen 's morgens naar de internationale
nieuwszenders luisterden: in elk dorp waren het er wel twee of drie, en
niet altijd de meest geletterden! Dat zijn dan BBC, France International,
Voice of America, Antenna Africa (Zuid-Afrikaans), die allen 's morgens
vroeg in het Portugees uitzenden. Er is een grote dorst naar informatie!
Mensen luisteren ook naar de Angolese zenders, die van de regering en van
Unita, maar ze weten, dat de nieuwsberichten van de zenders op zijn minst
gekleurd zijn, om het zacht uit te drukken.
Je moet je ondertussen wel realiseren, dat we hier echt hele goed
radiomakers (en zelfs een enkele goede TV-maker) hebben: radio is altijd
zeer populair geweest in Angola, en je ziet vaak iemand met een radio aan
het oor door de straten lopen hier. Bovendien is de kwaliteit, vergeleken
met wat ik in Zimbabwe en Zuid-Afrika heb gezien hoog - niet goed genoeg,
maar in elke geval beter dan Zimbabwe, waar ik onlangs was.
Hier heb je tenminste soms debatprogramma's , die je elders echt niet
hoort, met voors en tegen voor de regering etc. Dat is zeker geholpen door
de nieuwe commerciele radio's, 4 in heel Angola, waarvan LAC in Luanda het
belangrijkste is. 's Morgens, hoor je tot een uur of negen echt het
wereldnieuws, en dat lukt meestal niet op de andere zenders. Aan de andere
kant is Radio Luanda een stuk beter in taalgebruik: daar wordt geen correct
Portugees gesproken, maar de taal van de straat, en dat is alleen maar
goed. Er bestaat hier echt een mogelijkheid om te publiceren, alleen zijn
veel mensen nog steeds erg bang om het te doen. De grenzen zitten nog
steeds in de hoofden van de mensen. Ik zal niet zeggen, dat we hier in een
expressief paradijs zitten, integendeel, maar de ruimte, die er is, wordt
niet goed benut! Dat is toch ook vaak te wijten aan het gebrek aan
kwalitatief goede journalisten. Wij hebben dan ook niet alleen een taak om
op de ruines van dit land een nieuwe maatschappij op te bouwen, maar juist
ook om de ruines in de hoofden van de mensen op te ruimen. En dat is een
job, die wel enkele tientallen jaren gaat duren.
En dan is er natuurlijk ook nog een groot probleem: in de provincies zijn
de gouverneurs vaak prakties alleenheersers, dus daar komt echt geen
afwijkende mening aan bod. Hierin zouden wij vooral het voorbeeld van
Zuid-Afrika moeten volgen en een heel net van kleine lokale publicaties en
radio's kunnen opbouwen: in de hoofdstad is er ruimte gecreeerd in de
media de afgelopen jaren, die moeten we nu ook in de provincies zien te
krijgen.
Het mogelijk opnieuw beginnen van de oorlog is alleen maar begrijpelijk in
dit land omdat intolerantie en onbegrip nog steeds overheersen in het
denken van grote groepen mensen. Verzoening moet in de hoofden beginnen."
- wordt vervolgd -
|