![]() |
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
![]()
door Esther de Haan Zuidelijk Afrika winter 2001/2002 Jrg. 5, nr 4 In korte tijd is in Swaziland een grote kledingindustrie ontstaan. Alleen al in 2001 kwamen er in deze sector 10.000 banen bij, vooral dankzij investeringen uit Taiwan. Nederlandse en Zuid-Afrikaanse onderzoekers kijken naar de sociale en economische gevolgen. Na aankomst in Nhlangano, een plaatsje in het zuiden van Swaziland op ruim een uur rijden van de hoofdstad Mbabane, gaan we op weg naar de jeansfabriek die we deze dag willen bezoeken. We zijn te vroeg en rijden nog een eindje door op de verharde weg, die echter na een paar honderd meters overgaat in een zandweg. Deze weg is alleen verhard tot aan de fabriek die we bezoeken en is onderdeel van het voordeelpakket dat de overheid in Swaziland de buitenlandse investeerders aanbiedt. Nhlangano is door de overheid aangewezen als nieuw ontwikkelingsgebied en de fabriek die wij bezoeken is de eerste van een reeks te bouwen fabrieken. Aan de overkant is al een fabriekshal in aanbouw en ook een eindje terug hebben wij de eerste bouwstenen voor een nieuwe fabriek zien staan. De overheid steekt een aanzienlijk deel van het overheidsbudget in deze fabriekshallen. De fabriek aan de overkant, waar ook jeans geproduceerd gaan worden, zou vijftien miljoen gulden kosten. De inwoners van Nhlangano zijn niet zo blij met de ontwikkeling van hun gebied tot industrieterrein voor de kledingindustrie. Er wordt aan alle kanten aan de wensen van de investeerders tegemoet gekomen, maar aan de gevolgen voor de inwoners wordt voorbijgegaan. Het waterverbruik van de kledingindustrie, voor het wassen van de jeans bijvoorbeeld, vormt een enorme aanslag op de geringe hoeveelheid water die dagelijks beschikbaar is. Door de vestiging van het achttal geplande fabrieken zullen arbeidszoekenden met hun gezinnen van alle kanten toestromen; in de al producerende fabriek werken nu vijfhonderd mensen en in de fabriek aan de overkant is plaats voor 3500 werknemers. Het dorp kan met geen mogelijkheid voorzien in de scholing van alle kinderen, noch zijn er medische voorzieningen en woonruimte voor de duizenden nieuwe bewoners. De overheid is nog niet met plannen gekomen om dit knelpunt op te lossen.
Het management van de Taiwanese fabriek is echter tevreden over de faciliteiten die geboden worden. Voor het huren van de fabriek hoeft de onderneming in de eerste drie jaar niets te betalen en daarna blijft de huur zeer laag. Zoals de meeste Taiwanese investeerders hebben zij eerst in de regio rondgekeken, naar de situatie in Botswana en Lesotho bijvoorbeeld. Uiteindelijk leek Swaziland, met een geringe invloed van de vakbonden en weinig misdaad, de aangewezen plek was om een fabriek te beginnen. Hetzelfde bedrijf heeft ook een fabriek in Zuid Afrika, maar heeft grote moeite met de sterke en militante vakbonden aldaar. Het bedrijf profiteert bovendien van de belastingsvoordelen en aftrekposten die de overheid biedt. Zelfs de Taiwanese regering, die onder anderen baat heeft bij de belastingvrije repatriëring van de winsten, helpt deze vestiging: het betaalt van 15-20 procent van de lonen in Swaziland, aldus de boekhouder van de jeansfabriek. Voordeel verliezenNa wat aarzeling zegt het management dat het bedrijf wellicht niet langer dan een paar jaar in Swaziland zal blijven. Op het moment ziet men als hét grote voordeel van produceren in Swaziland dat in het land, in tegenstelling tot in de meeste Aziatische landen, geen quota voor de export gekocht hoeven te worden. Vanaf de jaren zeventig werd stelden met name Europa en de Verenigde Staten een limiet aan de import van kleding uit voornamelijk Aziatische landen, om zo een beschermmuur rond de eigen industrie op te bouwen. Deze quota worden nu langzaam afgebouwd, tot dat ze eind 2004 volledig verdwenen zouden moeten zijn. Dan gaat Swaziland een groot voordeel verliezen. Veel van de productie in Swaziland wordt geëxporteerd naar de VS. Dit komt deels door de verwachtingen die gerezen zijn door de Africa Growth and Opportunity Act, die eind 2000 nog onder president Clinton door de VS ondertekend is. Dit akkoord geeft een aantal landen in Afrika, waaronder Swaziland, voor een groot aantal producten, waaronder kleding, acht jaar lang vrijstelling van importtarieven en quota bij export naar de VS. Vanaf eind 2004 echter geldt de voorwaarde dat deze landen alléén garen en stoffen gebruiken uit de eigen regio. Er zijn hiervoor op dit moment weinig mogelijkheden binnen de regio; de gebruikte garen en stoffen worden voornamelijk uit Azië geïmporteerd. Het lijkt er niet op dat Swaziland alvast maatregelen neemt om de te verwachten problemen voor te zijn. Swaziland stopt momenteel alle energie in het aantrekken van een industrie die weinig investeringen vereist en daarom bekend staat om zijn snelle verplaatsingen, soms zelfs van de ene op de andere dag. Het overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor Swazilands investeringen, de SIPA, erkent dat dit een probleem is, maar ziet geen oplossingen. Het gaat om het creëren van werk, werk en nog eens werk. Swaziland heeft behoefte aan sociale stabiliteit en "als je verdrinkt en de duivel werpt je een reddingsboei toe, dan grijp je dat!", aldus directeur buitenlandse investeringen Dlamini. hij wil graag ook andere industrieën aantrekken, maar vooralsnog is alleen de kledingindustrie geïnteresseerd. De SIPA zegt in te springen op de veranderde situatie eind 2004, wanneer het quotasysteem verdwijnt en Swaziland grondstoffen uit de eigen regio grondstoffen moet gebruiken, door bijvoorbeeld nieuw leven in de spin- en weefindustrie te blazen. Dan moeten zij snel zijn. Een katoenverwerkend bedrijf dat wij bezochten, dat katoen afneemt van ongeveer 70.000 boeren, zit zo diep in de schulden dat het waarschijnlijk binnenkort gaat sluiten. Dit is een gevolg van slechte katoenoogsten in Swaziland en een dalende wereldmarktprijs voor katoen. Afgevaardigden van het bedrijf en de boeren hebben de koning en de regering van Swaziland om financiële steun gevraagd, maar dat heeft tot dusver nog niets opgeleverd. "Ik schiet ze neer"De buitenlandse investeerders zijn volgens de SIPA "berucht om hun slechte arbeidsomstandigheden". Zij worden echter gescreend, aldus de SIPA, en wantoestanden worden niet getolereerd. Het Ministerie van Arbeid geeft echter aan dat ze de arbeidsinspectie het advies geeft de investeerders niet weg te jagen en omzichtig om te gaan met fabrieken die zich niet aan de wet houden. De inspecteurs zullen daarom bijna geen zaak aanhangig maken bij de industriële rechtbank, maar met zachte hand druk uitoefenen op de overtreders. Die blijken daar niet echt gevoelig voor en de arbeidsinspectie mist de middelen en de ruimte om wantoestanden aan te pakken. We bezochten tien fabrieken en interviewden er het management en de arbeiders. Zij concludeerden dat er talloze wantoestanden zijn in de kledingindustrie in Swaziland. Het gaat daarbij niet alleen om overtredingen van de wet, zoals overmatig overwerk en het ontslaan van zwangere werkneemsters. Het gaat ook om slechte omstandigheden die wettelijk gezien toegestaan zijn, zoals de lage lonen. De overheid houdt de lonen met opzet laag om buitenlandse investeerders aan te trekken. Het gevolg is dat de arbeiders absoluut niet in de dagelijkse levensbehoeften kunnen voorzien. Een groot deel van hen gaat naar woekeraars om geld te lenen en komt zo steeds verder in de problemen. Door elke week veel overwerk te verrichten, kunnen ze de problemen nog enigszins binnen de perken houden. Vaak werken de arbeiders een lange periode zeven dagen per week van 's ochtends vroeg tot 's avond laat, zonder ook maar één rustmoment. In veel fabrieken zijn vakbonden verboden. Een fabriekseigenaar zei over vakbonden: "Ik schiet ze neer als ze op mijn terrein komen." De overheid ziet deze periode als een tussenfase naar een werkelijke ontwikkeling, een ontwikkeling waarbij ook geïnvesteerd gaat worden in meer technologisch vooruitstrevende sectoren met kwalitatief betere banen. Er is echter gebrek aan mogelijkheden en visie om ook daadwerkelijk deze sectoren aan te trekken. De kledingindustrie zelf maakt ondertussen gebruik van de ruimte die gegeven wordt en ziet haar toekomst daar waar de meeste winst gemaakt kan worden.
![]() |
![]() |
![]() ![]() |