![]() |
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Marcelo Mosse Zuidelijk Afrika voorjaar 2001 Jrg. 5, nr 1 De moord op onderzoeksjournalist Carlos Cardoso eind november in Maputo, is voor veel Mozambikanen de bevestiging van wat ze allang vermoedden: het landsbestuur heeft nauwe banden met de maffia. Wordt Mozambique een gangsterstaat?
Vijfentwintig jaar zijn verlopen sinds het land zich ontworstelde aan het Portugese kolonialisme, en de droom over het opbouwen van een rechtvaardige en gedekoloniseerde natie is in rook opgegaan. Na tien jaar structurele aanpassingsprogramma's van IMF en Wereldbank blijft het land arm, is z'n ziel verkocht en kampt het met een schuldenlast die niet te torsen is. Maar dat wil nog niet zeggen dat gangsters het voor het zeggen hebben. Toch wijst volgens menigeen alles erop dat Mozambique niet alleen arm en bankroet is, maar dat het land op weg is een 'gangsterstaat' te worden. Mia Couto, een van de beroemdste Mozambikaanse schrijvers, verwoordde het gedecideerd in een interview: "Mozambique is op weg een ondoorzichtig land te worden. Wij wonen in een wereld die geregeerd wordt door de misdaad." Mia doelde op het klaarblijkelijke gemak waarmee drugshandelaars Mozambique kunnen gebruiken als doorgangsroute, op het witwassen van geld, en op de opkomst van een nieuwe rijke elite klasse die nauw gelieerd is aan de regerende Frelimo-partij. Frelimo bevrijdde het land van het kolonialisme, maar de nieuwe rijke dankt zijn opkomst aan de clandestiene handel en de verpaupering van de staat. António Souto, een bekend econoom, schreef in zijn jaaroverzicht over 2000 dat "de procureur-generaal, de rechtbanken en het gerechtelijk apparaat in het algemeen erg ondoelmatig zijn, en tot op grote hoogte worden gemanipuleerd door de maffia." Het jaar 2000, aldus Souto, was "een voorspoedig jaar voor de gangsters." Dit zijn maar twee op zichzelf staande meningen. Maar zij lijken te weerspiegelen wat er algemeen onder Mozambikanen leeft: het gevoel dat wij geen staat meer hebben. Of erger nog: dat we een staat hebben die banden onderhoudt met de misdaad en diefstal alleen maar bevordert. Zijn er gronden voor een dergelijk gevoel? Zeker wel. Kijk alleen maar naar de lijst strafzaken die de laatste jaren niet tot een oplossing zijn gebracht omdat het gerechtelijk apparaat het niet goed aanpakte, of omdat er in de hogere regionen altijd wel iemand is die druk uitoefent om bepaalde zaken in het duister te laten. Denk aan de zaak van de veertig ton hasjiesj, aan verschillende andere drugszaken, aan de productie van mandrax, aan de verhandeling van wapens naar Zuid-Afrika, aan de diefstal van vliegtuigmotoren, aan de moord op een administrateur van de Internationale Bank van Mozambique (BIM), aan de diefstal van veertien miljoen dollar bij de Handelsbank van Mozambique (BCM), enzovoort. Slap aangepakt De BCM-zaak is een schoolvoorbeeld van het falen van de staat bij het verdedigen van de publieke zaak en van de weigering op te treden tegen de georganiseerde misdaad. De staat is grootaandeelhouders van de BCM, de geprivatiseerde commerciële arm van de Bank van Mozambique, maar heeft niets gedaan om de verdachten van deze diefstal voor het gerecht te brengen. Degenen die binnen het bureau van de procureur-generaal aan de zaak werden gezet, onderhielden naar verluid zelf banden met criminele groeperingen. De onvermoeibare advocaat Albano Silva deed als enige alles om bij het onderzoek van de grond te krijgen. Zijn probleem was dat de procureur-generaal had nagelaten een aanklacht op stellen die voldoende grond bood voor aanhouding van de verdachten. De zaak werd zo slap aangepakt en zo slecht georganiseerd, dat er zelfs geen vervolging kon worden ingesteld. Advocaat Silva stelde daarom, in dienst van de BCM, zelf een aanklacht op. Hij hoopte dat de overheid deze zou overnemen, zodat de verdachten alsnog in de beklaagdenbank zouden belanden. In plaats daarvan werd hij in 1999 bij wijze van dank het doelwit van een moordaanslag in de straten van Maputo. Tot ieders verrassing blijft deze man in zijn eentje doorvechten voor onderzoek naar deze zaak, met nauwelijks enige hulp van de overheid - die hem niet eens beschermt tegen de misdadigers die hij achterna zit. De manier waarop het onderzoek naar de BCM-zaak op poten was gezet - met advocaten die ervan worden verdacht zelf geld te hebben ontvangen van de criminelen - weerspiegelt het optreden van de overheidsorganen die belast zijn met onderzoek naar de criminaliteit in Mozambique. Het is zelfs zo, heeft Albano Silva kort geleden gezegd, dat de georganiseerde misdaad erin is geslaagd de opsporingscapaciteit van de overheid volslagen lam te leggen. Er is niets van over, maar dan ook werkelijk niets. Dat is echter maar één kant van de medaille. De andere kant is hoe het optreden van opsporingsambtenaren wordt bepaald door duistere belangen: onderzoeken worden snel uitgevoerd, waarbij bewust wordt gestreefd naar negatieve resultaten, alles om ervoor te zorgen dat zaken voorgoed onopgelost blijven. Vanzelfsprekend zijn hierbij grote sommen geld in het spel, evenals de steun van politieke machthebbers die zich niet tegen corruptie wensen te keren.
Gegeven deze gang van zaken, kan de strijd tegen de corruptie alleen nog gevoerd worden door mensen buiten het overheidsapparaat. Daaronder ook de pers. Carlos Cardoso, de kort geleden vermoorde hoofdredacteur van Metical, was een bijzonder belangrijk strijder op dit front. De redenen om hem te vermoorden zijn deels algemeen, deels specifiek. Algemene redenen liggen in het type journalistiek dat hij bedreef: opkomen voor de publieke zaak en aan de kaak stellen van de corruptie, in het oog houden van de regering bij onderhandelingen die de soevereiniteit kunnen ondermijnen, onthullen van economische misdaden, en bekritiseren van de onoorbare verkoop van grond in de steden. Hij deed aan ordentelijke journalistiek, waarbij hij duidelijke ethische grenzen hanteerde. Zijn diepgravende onderzoekingen leverden artikelen op die volledig met feiten waren onderbouwd. Het belangrijkste was dat Cardoso onomkoopbaar was. Wat de specifieke redenen betreft: Cardoso was bezig met onderzoek naar tal van kwesties, dus het is moeilijk om er één aan te wijzen. Om juridische redenen kunnen wij bovendien niet op basis van louter speculaties de beschuldigende vinger uitsteken naar individuen die Carlos Cardoso zouden hebben vermoord. Maar als collega's bij Metical kijken wij naar met welke kwesties hij in zijn laatste dagen bezig was. De BCM-zaak stond altijd hoog op Cardoso's lijstje. Het gerechtelijk apparaat was volkomen in diskrediet gebracht, en hij bleef bij de overheid aandringen op snelle gerechtelijke stappen in deze zaak, om zo de publieke moraal een nieuwe impuls te geven. Daarnaast probeerde Cardoso hardnekkig de vinger te krijgen achter de torenhoge verliezen die de BCM in haar jaarverslag over 1999 presenteerde: een verlies van 120 miljoen dollar waarvoor nog geen bevredigende verklaring is gegeven. Men neemt aan dat er niet simpelweg sprake is geweest van oninbare vorderingen, maar dat een groot deel van deze verliezen te wijten zijn aan diefstal door Mozambikaanse en Portugese lieden met banden met Frelimo-elites. De zaak vraagt nog steeds om opheldering. De regering zal duidelijk moeten maken of zij werkelijk tevreden is met de uitleg die voor deze verliezen is gegeven, of dat er aanleiding is voor een gedetailleerd strafrechtelijk onderzoek. Wij vermoeden dat voor zo'n onderzoek de wil ontbreekt. Een journalist vertelde dat hij kort geleden bij een interview met de directeur van de Rijksbegroting begon over leningen uit de schatkist aan een Portugese zakenman met de naam António Simões, kennelijk in verband met de privatisering van de BCM. De directeur sprong uit z'n stoel en zei: "Vergeet dit liever!" Met een noodgang Vlak voordat hij stierf was Cardoso bezig met een ontmoeting die zou hebben plaatsgevonden tussen zakenlieden en president Joaquim Chissano en diens zoon Nhimpine in het luxe hotel Polana in Maputo. Cardoso was ook lid van de gemeenteraad, en in die hoedanigheid hield hij zich bezig met de doorzichtigheid van gemeentelijke transacties, met name op het gebied van de toewijzing van bouwkavels. Daarbij leken altijd hoge Frelimo-functionarissen betrokken te zijn. Over Mozambique valt veel te zeggen, maar het gevoel dat de staat dienstbaar is aan maffiagroeperingen wordt sterker als wij horen beweren dat de zoon van president Mozambiques grootste handelaar in smokkelwaar is. Ik wil dit artikel graag besluiten met een passage uit het laatste artikel dat Carlos Cardoso schreef over de BCM: "De mededeling over de omvang van de ramp bij de BCM baart ons enorm veel zorg. Deze kwestie, en de hardnekkige beweringen over vergelijkbare kwesties bij de Banco Austral, leidt ertoe dat er almaar meer geld uit de schatkist verdwijnt en dat aan privatisering steeds meer waanzinnige schatkisttransacties te pas komen. Wat zich hier ontvouwt, is niet het beeld van een trein die aan het ontsporen is, maar van een die met een noodgang op de afgrond afdendert, met een ongekende tragedie voor de nationale soevereiniteit in het verschiet." "Wij vrezen dat ofwel de staatsleiders ons nog meer bestelen dan zelfs de scherpste critici zich konden voorstellen, ofwel lieden op het hoogste niveau binnen de overheid ons land blootstellen aan een onaanvaardbare portie naïviteit. Hoe dan ook, de Mozambikaanse samenleving staat machteloos. Het gerechtelijk apparaat doet niets om de misdaad te bestrijden, het financiële apparaat niets om roof te verhinderen. Met andere woorden, in het huidige klimaat waarin instituties en moraal ineenstorten, heb je bovenmenselijke inspanning nodig om te blijven geloven dat er bij de BCM geen sprake is van een reusachtige roof van openbare middelen." Marcelo Mosse is journalist en waarnemend hoofdredacteur van Metical. |
![]() |
![]() ![]() |