NiZA home adres, documentatie, projecten, wie is wie lijst van NiZA publicaties links naar websites in Zuidelijk Afrika, per land of onderwerp email NiZA doorzoek deze site

terug terug

Van zwarte verzetszender tot witte olifant
De werdegang van Radio Freedom

Evelien Groenink

Zuidelijk Afrika Jrg. 1, nr 2 (zomer 1997)

Radio Freedom heeft voor veel Nederlanders nog steeds een bekende klank. Was dat niet die verzetszender van het ANC waarvoor de Nederlandse omroep in de jaren tachtig met veel bombarie geld inzamelde? De vraag wat er sindsdien met het geld gebeurd is, leidt bij betrokkenen tot sombere gezichten. De reconstructie van een fiasco.

[Foto: Wilco van Herpen]

De opening van het Radio Freedom Institute, een nieuw roze gebouw vol magnifieke studio- en zendapparatuur in Johannesburg in het najaar van 1995, was een groot feest. Er waren zilverkleurige schalen vol oesters, salades, vlees en kaviaar, drank vloeide rijkelijk en honderden gasten van alle kleuren dansten op de tonen van de populaire band Bayete. Van hen vermoedde niemand dat een vijftal Nederlanders, somber en uit het zicht in elkaar gedoken op plastic stoeltjes op de patio, in het geheel geen deel had aan de feestvreugde. De medewerkers van de Nederlandse steungroep Omroep voor Radio Freedom (OvRF), van wie sommigen zich bijna tien jaar lang de benen uit het lijf hadden gelopen voor de verzetszender van het Afrikaans Nationaal Congres, waren somber gestemd. Ze beseften dat er zelfs op deze eerste dag van wat een nieuwe toekomst voor het project zou moeten zijn, nog geen beleidsplannen, laat staan nieuwe contacten of contracten waren.

De avond eindigde ermee dat de nieuw aangestelde directeur van het Radio Freedom Institute, na zijn kwade dronk eerder afgereageerd te hebben op de catering, op de vuist wilde met een van de Nederlanders, nadat die zijn uitnodiging tot 'nog even een braai' hadden afgeslagen.

Huzarenstukje

Omroep voor Radio Freedom was een mooi initiatief geweest, net als Radio Freedom zelf dat ooit was. Oude zwarte Zuid-Afrikanen kunnen zich nog herinneren hoe blij ze waren in de jaren zestig, met een verzetsgeluid op hun verder door apartheid gelijkgeschakelde radio. Het gaf niet dat het signaal krakkemikkig was en dat de inhoud van de programma's meestal uit niet meer bestond dan een aantal strijdvaardige toespraken, mitrailleursalvo's en freedom songs; het gaf moed, en daar ging het maar om.

Het was dus niet zo merkwaardig dat anti-apartheidsgezinde medewerkers van de Nederlandse omroep, in samenspraak met de altijd mediagenieke Anti-Apartheids Beweging Nederland, in de jaren tachtig overgingen tot het oprichten van de stichting OvRF. Ze honoreerden daarmee een officieel verzoek van het ANC. Vele bekende en minder bekende namen uit het Nederlandse omroepwezen - alle omroepen, behalve de Tros en de EO hadden vertegenwoordigers in de groep - namen er aan deel. Maar het waren vooral Maartje van Weegen (NOS), Huub Bammens (NOS), Hans Fortuin (NOT), Karel Roskam (AWEPAA, maar daarvoor van de VARA) en Ilona Hofstra (Veronica) die zich grote inspanningen getroostten om hun respectieve omroepkolossen tot solidariteit met het anti-apartheidsgeluid aan te sporen. Een en ander kwam Ilona Hofstra op aanvaringen met de apolitieke Rob Out te staan: conflicten waarin zij moedig standhield.

Een daglange aan Radio Freedom gewijde uitzending op wat toen nog Hilversum 3 was, was het eerste huzarenstukje van de groep. Later werden mensen van Radio Freedom naar Nederland gehaald en getraind, en werden met geld van de inmiddels tienduizenden donateurs complete studio's ingericht. Toen Radio Freedom succes begon te boeken en het bloeddorstige minderheidsbewind in Pretoria de zender begon te storen, startte een campagne van tientjesleden voor een sterkere zender, die zou uitzenden vanaf het eiland Madagascar.

Stiefkindje

In 1990 waren de voorbereidingen daarvoor op Madagascar in volle gang. Maar toen ineens gebeurde wat vrijwel geen waarnemer in de hele wereld voorzien had, althans niet op zo korte termijn: F.W. de Klerk liet Mandela vrij en legaliseerde het ANC. Radio Freedom was niet langer verboden. Maar in die chaotische overgang, waarin het ANC in ballingschap zich overhaast en onder grote druk begon voor te bereiden op onderhandelingen, posities thuis en machtsovername, werd de zender meer dan ooit tot een stiefkindje van de beweging. ANC-zwaargewichten - zoals toenmalig toponderhandelaar, nu vice-president Thabo Mbeki - bekommerden zich meer om een ANC-vriendelijke bezetting van invloedrijke posities binnen de staatsomroep en de regeringspropagandadienst South African Communications Service, dan om het kleinere, meer op de eigen achterban gerichte apparaat van Radio Freedom.

Het was dus maar een kleine groep mensen die zich het hoofd brak over wat er nu moest gebeuren met de studio's en de getrainde radiomakers van Radio Freedom. Tot aan 1992 werd door zowel mensen van Radio Freedom als Nederlandse ondersteuners in Zuid-Afrika afgetast en vergaderd dat het een lieve lust was. In 1992 werd afgesproken dat het apparaat van de verzetszender vanuit een nieuw te bouwen instituut community broadcasting zou gaan verzorgen. Mensen uit townships zouden door Radio Freedom getraind worden in het radiomaken; apparatuur zou ter beschikking worden gesteld aan gemeenschapszenders en daarmee zouden zowel de townships als de democratie hun voordeel doen. Het nieuwe instituut zou opgezet worden in Johannesburg en Radio Freedom Institute gaan heten.

[Foto: Wilco van Herpen]

Intussen hadden echter de meest capabele mensen Radio Freedom verlaten. Oud-directeur Thami Ntenteni was woordvoerder van Thabo Mbeki geworden; Sol Kotane was aangesteld als manager bij de regeringspropagandadienst; een viertal andere radiomakers had emplooi gevonden, ofwel bij de staatsomroep ofwel bij ontwikkelingsorganisaties die zich bezig hielden met educatieve radio. Oud-Radio Freedom-medewerker Tom Seeta - een man van streetwise-charme, zijden bebloemde overhemden, glimmende horloges en niet al te veel standing in het ANC - was de enige die in aanmerking was gekomen voor de opvolging van Ntenteni als directeur. Weliswaar had Tom Seeta officieel verantwoording af te leggen aan een nieuw - en vooral door hemzelf - samengesteld bestuur, maar aangezien dat bestuur niet bestond uit organisationele zwaargewichten - de hoogbejaarde Walter Sisulu was voorzitter en verder namen slechts een paar vage advocaten en Womens League mama Gertrude Shope deel -, deed Seeta het dagelijkse beheer van Radio Freedom vrijwel alleen.

Niets

Het was in de periode tussen 1994 en 1995 dat de Nederlandse steungroep zich zorgen begon te maken om de toekomst. Nederlandse waarnemers die de bouw van het Radio Freedom Institute kwamen begeleiden, troffen wel een bouwproces aan, maar nauwelijks beleid of visie omtrent de activiteiten die in het gebouw moesten gaan plaatsvinden. Keer op keer werd het ZuidAfrikaanse Radio Freedom op het hart gedrukt dat het gebouw toch echt het laatste was wat de steungroep kon bijdragen en dat voor verdere financiering de zender zelf contracten en opdrachtgevers zou moeten werven. Zo moeilijk zou dat niet hoeven te zijn: er waren immers tal van regionale commerciële en staatsomroep-zenders die belangstelling zouden kunnen hebben voor community-projecten, alsmede tientallen ontwikkelingsorganisaties. Maar gebeuren deed er niets.
Het roze gebouw vorderde gestaag.

Een aantal malen poogde OvRF nog te interveniëren, steeds aarzelend en zo diplomatiek mogelijk, want de Nederlanders wilden de schijn van inmenging in eigen aangelegenheden tot elke prijs vermijden. Na het opmerkelijke openingsfeest vond eind 1995 nog een gesprek van OvRF met ANC-vice-secretaris Cheryl Carolus plaats. Er werd ook een bezorgde brief gestuurd aan Walter Sisulu. Het antwoord van het ANC op beide laatste wanhoopsdaden bleef, zoals zo vaak bij het ANC als iets niet direct een prioriteit is, complete stilte.

Arme oude voorzitter

In 1996 probeerde een delegatie van Radio Freedom de Nederlandse ambassade nog te bewegen tot het overnemen van de steun die OvRF inmiddels volgens aankondiging had stopgezet. Op tragische wijze werd bij deze poging met de reputatie van Walter Sisulu gezwaaid: de arme oude voorzitter van Radio Freedom zou, zo werd de ambassade te verstaan gegeven, misschien wel voor de tweede keer in zijn verzetsbestaan de Zuid-Afrikaanse gevangenis in kunnen draaien als er nog meer rekeningen onbetaald zouden blijven liggen - en dat zou, zo was de onuitgesproken boodschap, dan de schuld van Nederland zijn. De affaire had nog een heel geharrewar tussen OvRF en Buitenlandse Zaken tot gevolg. Dat resulteerde er volgens ingewijden in dat het ministerie nog één maal de Radio Freedom-schulden dekte. Kort daarna trad Walter Sisulu af als voorzitter van het bestuur van Radio Freedom.

Moet Radio Freedom dus maar, ook al doet dat vele activisten en andere aardige mensen in Nederland verdriet, bijgezet worden in het nog te schrijven Mislukte Projecten Boek ? Kunnen er lessen uit de geschiedenis getrokken worden en zo ja, welke dan? Zouden westerlingen kritischer moeten kijken naar wat ze ondersteunen in andere delen van de wereld, met name of de counterparts met wie gewerkt wordt wel op een capabele en voor het land in kwestie nuttige manier bezig zijn? Of begeeft men zich dan op de glijdende schaal van paternalistische 'inmenging'?

Het enige wat buiten enige twijfel vast te stellen is, is dat het ANC zijn eigen radio min of meer heeft laten vallen. Als in de organisatie het besef zou hebben geheerst dat Radio Freedom een belangrijk middel zou kunnen zijn voor communicatie en organisatie in de townships, dan had Radio Freedom ook na 1990 capabeler managers en een krachtiger bestuur gehad. Maar dat besef heerste er niet. En daar kon geen steungroep ook maar iets aan doen.

Een roze gebouw in Johannesburg

In het roze gebouw hangen roze gordijnen en in het kantoor van de manager staat een zachtgrijs leren bankstel. In andere kamers herinneren gordijntjes met zilveren maantjes en sterretjes nog aan de dagen waarin logeerkamers voor Nederlandse gasten waren ingepland. Nu zijn het kantoren, lege kantoren, want het hele Radio Freedom Institute telt maar vier employés: manager Tom Seeta, de in Nederland als radiomaker getrainde station manager Golden Neswiswi, en twee nieuwkomers.

Het directeursbureau wordt voor minstens een derde in beslag genomen door een uitpuilende oranje map, waarop in zwarte viltstift UNPAID BILLS geschreven staat. Directeur Seeta zelf is er niet; hij heeft zich toen ik mij op het afgesproken tijdstip bij hem vervoegde, geëxcuseerd met de mededeling dat hij plotseling een dringende vergadering heeft. Nu is hij medewerker Golden Neswiswi aan het halen om mij te woord te staan.

Als Golden binnenkomt, herken ik hem: hij was de magere jongen die in Nederland door OvRF een radiotraining kreeg en die voor campagnes vaak geciteerd werd als jonge vrijheidsstrijder bij de verzetsradio. Nu maakt hij een beduidend minder strijdbare indruk. Hij oogt moe en overwerkt, rookt veel, zijn handen trillen. Naarmate ik, weliswaar op vriendelijke toon en zo diplomatiek mogelijk, steeds moeilijker vragen stel, ontwikkelt zich ook een zenuwtik onder zijn linkeroog.

Hij vertelt, nog steeds zenuwachtig maar ook tamelijk trots, over enkele opdrachten die hij vooral het laatste jaar - ondanks alles - heeft binnen weten te slepen: spotjes voor de regeringspropagandadienst, educatieve programma's voor regionale zenders, iets voor een ontwikkelingsorganisatie, een activistentraining in radio maken die betaald werd door een Duits radiostation ("We benaderden de Duitsers, want we hadden nieuwe vrienden nodig"). Verder worden studio's, apparatuur en kantoren in het gebouw sinds kort verhuurd aan een nieuwe commerciële jeugdzender, Youth FM genaamd. "Niet dat we nu uit de problemen zijn, maar we blijven het proberen", zegt hij, om daar even later aan toe te voegen dat er wat hem betreft geen "hard feelings" zijn ten opzichte van de vroegere Nederlandse ondersteuners. Als iemand "daar" ooit nog eens de steun zou willen hervatten, dat zou dat meer dan welkom zijn: "Our door is open."

Had Neswiswi als jonge verzetsradiomaker in 1982 ooit gedacht dat hij zich in 1997 nog voornamelijk zou bekommeren om het draaiende houden van een roze gebouw vol apparaten? Hij haalt zijn schouders op en lacht wat droevig. "That's life", zegt hij.

Directeur Tom Seeta, die ik later nog om commentaar bel omtrent geruchten die hardnekkig de ronde doen over onzorgvuldig financieel management zijnerzijds, reageert woedend. "Wie dat zegt, sleep ik voor de rechter! Daar is niets van waar!" Hij ontkent tevens dat de Nederlandse ambassade ooit door Radio Freedom is ingeschakeld in een poging om ook na 1995 nog geld binnen te krijgen: "Als dat al gebeurd is, dan is dat buiten mij om gedaan door het bestuur." Ook de kritiek dat Radio Freedom voor, op en na de opening teveel geld heeft besteed aan eten, drinken en vrolijk zijn en te weinig aan zakelijk werk, wordt door hem van de hand gewezen. "Die oesters en kaviaar zijn toen door de Nederlandse organisatoren besteld. Daar had ik niets mee te maken." En: "Beleidsplannen? Natuurlijk waren er geen beleidsplannen. Hoe kan je nu plannen hebben als je nog niet eens een gebouw hebt?"

Desgevraagd wordt door voormalig steungroep-coördinator Martin Jansen ontkend dat 'de Nederlanders' iets te maken hadden met het buffet en de catering op het openingsfeest. Hij verzekert wel dat geen geld van Nederlandse donateurs voor de opening is gebruikt: de kosten werden gedekt met donaties van het Zuid-Afrikaanse bedrijfsleven.

Nu staat het gebouw er dan en is er van de ooit grootse plannen ervoor een heel, heel klein gedeelte terechtgekomen. Maar van dat laatste zijn mediakringen in Johannesburg niet echt onder de indruk. "O, die witte olifant", is een geijkte reactie, als men al weet van het bestaan ervan. Met de uitdrukking wordt iets bedoeld dat mooi is, groots en chic, maar in essentie nutteloos.


terug terug

NiZA home   terug naar boven