NiZA home adres, documentatie, projecten, wie is wie lijst van NiZA publicaties links naar websites in Zuidelijk Afrika, per land of onderwerp email NiZA doorzoek deze site

terug terug

Afrikaners pionieren in Mozambique
Een nieuwe Boerentrek

Bert Sonnenschein

Zuidelijk Afrika Jrg. 1, nr 2 (zomer 1997)

"Wij zijn gekomen om te blijven en iets op te bouwen", zegt Wicus Botha. Hij is een de Afrikaner Boeren die sinds kort hun geluk in Mozambique beproeven. Hun vooruitzichten zijn veelbelovend. Een reportage over de nieuwe Boerentrek.

Het is nog pikdonker als ik een beetje ongerust even na zes uur het erf van Wicus Botha oprijdt. Toen ik hem gisteren sprak, had hij me verzekerd dat hij om zes uur op de kruising in het dorp zou staan om landarbeiders op te halen. Om kwart over zes zou het werk op de boerderij beginnen. Er was echter nog niemand te zien. Was Wicus een Mozambikaan geweest, dan had het me niets verbaasd; maar Wicus is Zuid-Afrikaan en Zuid-Afrikanen staan hier bekend om hun haast Duitse pünktlichkeit.

"How are you", groet ik, terwijl ik mijn warme auto verlaat. De temperatuur is zo'n twaalf graden en dat is erg koud voor Afrika. "Not too good, man", antwoordt Wicus onverwacht somber. "Ik heb tot middernacht rondgereden. Steve was naar Bella Vista een sproeier ophalen, maar toen hij gisterenavond om acht uur nog niet terug was, ben ik hem gaan zoeken." Steve is Wicus' compagnon op de tomatenboerderij die ze sinds februari runnen. Steve's vader, de derde partner in het bedrijf, is twee weken geleden op dezelfde weg in de arm geschoten, dus Wicus had zich zorgen gemaakt. Uiteindelijk was er niets aan de hand. Steve bleek gewoon twee lekke banden gereden te hebben en dat houdt nu eenmaal op. Het probleem is dat er nu geen auto is om de arbeiders uit het dorp op te halen. We gaan het huis naar binnen om te wachten tot de eerste arbeiders lopend binnenkomen.

"Het is eigenlijk geen huis, het is een schuilplaats", zegt Wicus Botha - ex-verzekeringenverkoper, ex-tabaksplanter - over hun primitieve optrekje zonder water en stroom. Hij is een aardige jonge vent, die zoals meer Zuid-Afrikanen - de schattingen variëren van enkele tientallen tot honderden - zijn geluk in het zuiden van Mozambique beproeft. "In Zuid-Afrika weet niemand wat er gaat gebeuren. Er zijn nog zoveel problemen die opgelost moeten worden. Het zal er voorlopig alleen maar slechter gaan. Hier in Mozambique niet. Twintig jaar oorlog heeft alles vernietigd, het land staat op nul, dus het kan alleen maar beter gaan. De mensen zijn de oorlog zat, ze willen nu werken en vooruitgang", zo antwoordt Wicus zonder aarzeling op de vraag waarom hij en veel andere Boeren de historische Grote Trek een hedendaags vervolg geven. "Hier worden een of twee mensen per maand overhoop geschoten en iedereen gaat uit zijn dak. In Johannesburg alleen al zijn het er vijf en zes per dag en niemand die er nog van opkijkt", zegt Wicus.

Het schot in de arm van Steve's vader heeft de gedachten over het 'veilige Mozambique' niet veranderd, en gaandeweg kom ik erachter dat 'de onveiligheid in Zuid-Afrika' eigenlijk alleen maar een excuus is om voor deze nieuwe Grote Trek. Zoals Daan, een collega van Wicus die even op bezoek komt, zegt: "Het zit in ons bloed, we kunnen niet anders, we moeten trekken. Diep, diep in zich heeft iedere Afrikaner die wens om zich ergens te vestigen en zijn stukje land te bewerken. Uiteindelijk zijn we allemaal Boeren en daar zijn we trots op."

Anders dan de duizend Boeren van generaal Viljoen die zich willen vestigen in de noordelijke provincie Niassa (zie kader), boeren Wicus en Steve zonder enige overheidssteun. Hun land is van Almeida Matola, een Mozambikaan. Wicus en Steve hebben het gepacht voor drie jaar en betalen 76 miljoen meticais per jaar voor de zevenentwintig hectares. Dat is zo'n 1250 gulden en, hoewel tien keer zoveel als de officiële overheidsprijs, een schijntje.

Eigenlijk is de huur onwettig. Volgens de Mozambikaanse grondwet is al het land van de staat. Mensen hebben alleen een gebruikstitel om het land te bewerken. Bewerken ze het land niet, dan kan iedereen, dus ook Wicus en Steve, gewoon aanspraak maken op het braakliggende land. Maar terwijl het regerende Frelimo zich tijdens het jongste partijcongres radicaal tegen privatisering van het land uitsprak, is de praktijk allang anders. Frelimo-kopstukken verzamelen op grote schaal gebruikstitels en verpachten de grond.

Wicus en Steve zitten op een gouden stukje. De grond is vruchtbaar, de ligging ideaal, net benedenstrooms van de Pequenos Libombos-dam, vijftig kilometer van de hoofdstad Maputo, veertig kilometer van Swaziland en zeventig kilometer van Zuid-Afrika. Het zou eigenlijk de duurste landbouwgrond van Mozambique moeten zijn.

Drie maanden geleden begonnen Wicus en Steve de woeste braakliggende landbouwgronden omtoveren tot iets wat in het Mozambikaanse landschap meteen afsteekt als farm en nu al oogsten ze de eerste hectares. De dertig mensen die ze daarbij in dienst hebben, kosten een schijntje naar Zuid-Afrikaanse maatstaven, maar naar lokale maatstaven verdienen de landarbeiders goed. "Over een paar jaar zijn er duizenden Zuid-Afrikanen hier", zegt Wicus, "de sfeer is hier beter, de landbouwprijzen hoger en de kosten lager".

Wicus en Steve hebben al hun oog laten vallen op de tachtig hectares van 'boer' Bila, die aan de overkant van de weg land braak heeft liggen. "We zijn aan het onderhandelen over een pacht van tien jaren. We willen de helft vol zetten met bananen en de andere helft met groente."

Wicus snapt niet waarom er niets met de grond om hem heen gebeurt: een hectare tomaten levert hem al vlug 150.000 rand (60.000 gulden) op, tegen een investering van 10.000 rand per hectare. "De mensen zitten op goud en doen er niets mee", zegt hij.

Waarom doen Zuid-Afrikaanse boeren dat dan wel, vraag ik hem. "Ik weet het niet", zegt hij lachend. "Wij hebben het geld en we hebben de kennis. In Zuid-Afrika bestaat zoiets als de Landbouwkundige onderzoeks- en voorlichtingsdienst. Die komt vertellen welke gewassen je moet planten, welke bestrijdingsmiddelen je moet gebruiken. Deze mensen moeten alles zelf uitzoeken."

De verschillen zitten inderdaad in kleine details. Wicus heeft een regenmeter, zodat hij weet wanneer hij moet irrigeren en wanneer niet. Hij heeft een weegschaaltje, waarmee hij zijn pesticiden afweegt alvorens te mengen. En hij heeft een boekje met alle voorkomende pesten, schimmels en ziekten en wat er tegen te doen. Iets dergelijks ben ik nog niet bij een Mozambikaanse boer tegengekomen.

Maar er is nog een fundamenteel verschil. De meeste grotere Mozambikaanse privé-boeren wonen niet op hun land. Dat zijn bijna allemaal politici, (ex-)generaals en zakenmensen, die uit speculatie- en pensioenoverwegingen op grote stukken land beslag hebben gelegd. De Afrikaner Boer daarentegen woont op zijn land, hoe primitief ook. Hij is er 24 uur per dag mee bezig. Behalve de knowhow heeft hij de pioniersgeest die nodig is om iets op te bouwen.

Of de Boerentrek op de lange termijn geen fricties teweegbrengt? "We zijn gekomen om te blijven en iets op te bouwen. Dan mag je niet alleen maar melken", zegt Daan, "We moeten ook iets inbrengen, bijdragen aan de ontwikkeling, aan het herstel van de maatschappij en de moraal. Christendom dus."

Inmiddels zijn de werknemers aangekomen. Wicus tekent in het grote boek de aanwezigen af. Hij geeft zijn instructies in het Suazi. Er wordt gelachen. De sfeer is goed. Zijn werknemers zijn tevreden over hun nieuwe boss.


De feiten over de duizend Boeren van Viljoen

Jarenlang genoten de Afrikaner Boeren in Zuid-Afrika privileges waarvan de gesubsidieerde landbouwsector in Europa alleen maar kon dromen. De overheid verschafte ruimhartig subsidies en het apartheidssysteem voorzag de boeren van zwarte arbeidskrachten die nauwelijks iets kostten. Daaraan is een einde gekomen. En dat laat zich voelen. Ongeveer een derde van de Afrikaner bedrijven loopt gerede kans failliet te gaan, terwijl nog eens een derde daar tegenaan zit.

Oud-generaal Constant Viljoen - leider van het rechtse Vrijheidsfront en vurige pleitbezorger van een nieuwe Afrikaner Volksstaat - dacht voor dit probleem de oplossing te hebben gevonden. De Afrikaner Boeren zou de kans moeten worden geboden een nieuw bestaan op te bouwen in de buurlanden van Zuid-Afrika. Volgens Viljoen hebben de Afrikaners de kennis, het kapitaal en de pioniersmentaliteit waaraan het de plaatselijke boeren ontbreekt. De plaatselijke economie zou weer aan de praat gebracht worden en de migratiestroom vanuit de buurlanden naar Zuid-Afrika zou afnemen.

Vanaf begin heeft president Mandela de gedachte van Viljoen ondersteund. De interesse van de Afrikaner Boeren gaat uit naar wat de foodcorridor wordt genoemd: een groot vruchtbaar gebied dat door de landen Angola, Zaïre (nu Congo), Zambia en Mozambique loopt. Vooralsnog wordt alleen in Mozambique in de noordelijke provincie Niassa een experiment gestart, waarbij duizend Afrikaner Boeren zich zullen vestigen op een stuk land van 220.000 hectare. Dit programma wordt ondersteund door de Europese Unie en de Wereldbank.

Hoe graag regeringen in Zuidelijk Afrika de Boeren ziet komen, blijkt wel in Zambia. Daar werden, op geheel legale wijze, twee dorpjes ontruimd en vervolgens vernietigd om plaats te maken voor een Boer. Een nieuwe Grote Trek lijkt nog maar net begonnen.


terug terug

NiZA home   terug naar boven