Overige dossiers
  Inhoud
  Inleiding
  Historisch overzicht
     jaren 50
     jaren 60
     jaren 70
     jaren 80
     jaren 90
  Reageer
  Colofon
 
 
 
webdossier 'Nederland tegen apartheid' - jaren '80 (2)

Anti-apartheid te kust en te keur
De vernielde bibliotheek van de NZAV, Amsterdam, 1984

In de loop van de jaren tachtig zouden de belangrijkste actiecomités tegen de apartheid, elk met hun eigen aanpak en achterban, langzamerhand de status krijgen van ‘gevestigde anti-apartheidsbeweging’. Maar minder gevestigde groepen roerden zich ook.

Begin 1984 kieperden activisten een deel van het kostbare historische boekenbezit van de Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging (NZAV) in de gracht. De in 1881 opgerichte NZAV werd sterk met de pro-apartheidslobby geassocieerd. Vanaf 1985 deden groepen als RaRa (‘Revolutionaire Anti-Racistiese Aktie’) van zich horen, die er niet voor terugdeinsden om bijvoorbeeld Shell-benzinestations in de as te leggen.

Naast de groepen die zich waar het om Zuid-Afrika ging in hoofdzaak oriënteerden op het ANC, bestond sinds de jaren zeventig ook een veel kleinere pro-PAC-richting. Het Azania Komitee steunde het Pan-Africanist Congress (PAC), de bevrijdingsbeweging die zich in 1959 had afgescheiden omdat het ANC geen beweging van alleen zwarten wilde zijn.

Op plaatselijk niveau, zoals in Rotterdam in de werkgroep ‘Rotterdam tegen Apartheid’, was wel sprake van enige samenwerking tussen de verschillende richtingen. Landelijke samenwerking, of soms eerder een zekere taakverdeling, bestond tussen AABN, BOA, Kairos en KZA.
Burgemeester Ed. van Thijn (ex-CZA) op AWEPAA-conferentie in het Amsterdams stadhuis, 1985

Begin jaren tachtig kwam, in het verlengde van de debatten in parlement en VN over het olie-embargo, een intiatief van de grond in parlementaire kring. Kamerlid Jan Nico Scholten richtte AWEPAA op, een netwerk van anti-apartheidsgezinde parlementariërs uit heel West-Europa, waar hij voorzitter van werd. Sancties werden een hoofdmoot in het programma.






Humanitaire en militaire hulp aan apartheidsslachtoffers

In het debat over de olieboycot beloofde het kabinet-Van Agt ook "een additionele inspanning van betekenis" in de hulp aan de Frontlijnstaten, de aan Zuid-Afrika grenzende landen. Ook aan het ANC gaf Nederland al vanaf 1975 strikt ‘humanitaire’ hulp. Maar de anti-apartheidsbeweging bespeurde de nodige hypocrisie in het beleid. Levering van transport- en communicatiemiddelen mocht dan weer niet, want stel dat het ANC daar militair gebruik van zou maken... Het apartheidsregime daarentegen kreeg, ondanks het bestaande wapenembargo, wel dit soort goederen, ‘voor civiele toepassing’.
Klaas de Jonge voor het raam van de Nederlandse ambassade in Pretoria waar hij van juni 1985 tot september 1987 vastzat


Het apartheidsregime kreeg, ondanks het bestaande wapenembargo, wel dit soort goederen ‘voor civiele toepassing’

Vanaf 1981 werden de bepalingen iets verruimd, maar nog steeds werd formeel steun niet verleend ‘aan het ANC’, maar ‘aan vluchtelingen in door het ANC beheerde kampen’ in de Frontlijnstaten. Op verzoek van het ANC werd het geld gesluisd via het KZA, dat in overleg met de bevrijdingsbeweging de gewenste goederen inkocht.

In juni 1985 ontstond een diplomatiek incident, toen de Zuid-Afrikanen de gearresteerde, maar spectaculair ontsnapte anti-apartheidsactivist Klaas de Jonge ontvoerde uit de Nederlandse ambassade in Pretoria. De Jonge was een van de Nederlanders die het onderscheid humanitair/militair niet langer wilden maken. Hij had zich voor het ANC ingezet als wapensmokkelaar.

Wapensmokkel voor het ANC was niet bepaald een activiteit waar de Nederlandse regering warm voor liep, maar het feit dat de Zuid-Afrikaanse politie door De Jonge naar buiten te slepen een "ernstige inbreuk" had gemaakt op de diplomatieke onschendbaarheid van het ambassadegebouw, gaf de regering een handvat om een uiterst principiële houding in te nemen tegenover Zuid-Afrika. Een houding die door de oppositie en de anti-apartheidsbeweging in het verdere beleid node gemist werd.


Buurlanden in de frontlinie
SWAPO-vluchtelingenkamp in Angola begin jaren '80

Zoals ook Zimbabwaanse vrijheidsstrijders en politieke vluchtelingen gastvrijheid hadden genoten in de omringende landen, zo bevonden zich veel Zuid-Afrikanen in landen als Swaziland, Zambia, Angola en Tanzania. Daarbij schrokken Rhodesië (voor 1980) en Zuid-Afrika er niet voor terug ook buiten hun grenzen dood en verderf te zaaien.

Jongeren waren na Soweto (1976) naar trainingskampen in de Frontlijnstaten getrokken, ANC-strijders planden van daaruit guerrilla-acties en ook SWAPO werkte vanaf bases over de grens aan de bevrijding van het door Zuid-Afrika bezette Namibië.
Zuid-Afrikaanse gevechtsvoertuigen naderen de Angolese stad Xangongo, augustus 1981

Maar de Zuid-Afrikaanse agressie en destabilisatie was in de Frontlijnstaten niet alleen gericht tegen ANC- of SWAPO-ballingen. Zo steunde Zuid-Afrika rebellenbewegingen die in de vroegere Portugese koloniën tegen de nieuwe regeringen streden: de MNR oftewel Renamo in Mozambique, Unita in Angola.

Van 1981 tot 1988 voerde Zuid-Afrika zelfs regelrecht oorlog in Angola tegen de Angolezen en de hun te hulp geschoten Cubanen. Tegen de inval in 1981 werd in Nederland eensgezind betoogd door alle anti-apartheidsgroepen en vele andere organisaties.
Openbare hoorzitting over Zuid-Afrikaanse agressie, Amsterdam, december 1983

In 1982–1983 was de Zuid-Afrikaanse agressie een hoofdthema voor de verschillende comités. In de olieboycotcampagne van KZA en Kairos was het altijd een belangrijk argument: ingevoerde olie stelde Zuid-Afrika in staat tot zijn agressieve politiek. De AABN wierp zich vanouds meer op het wapenembargo, en publiceerde op dat gebied rapporten samen met COSAWR, de organisatie van gevluchte Zuid-Afrikaanse dienstweigeraars, of met vakcentrale FNV.

Onder meer werd de betrokkenheid bij de Zuid-Afrikaanse bewapening blootgelegd van Philips. In het kader van een gecoördineerde fondsenwervingsactie van de belangrijkste comités (‘Samen tegen de Zuidafrikaanse agressie’) belegde de AABN eind 1983 een grote openbare hoorzitting, met ooggetuigen en experts. De boodschap was helder: ‘Apartheid is oorlog’.


Hulp aan school en radiozender van ANC
Container vol onderwijsmateriaal voor SOMAFCO, zomer 1982

Met de ANC-ballingengemeenschap in het wat verder van Zuid-Afrika gelegen Tanzania bestond een bijzondere band. Dankzij een in 1977 gestarte actie kon het ANC in 1984 in Mazimbu zijn eerste ziekenhuis openen, het ANC-Holland Solidarity Hospital. Het uitgebreidst waren de solidariteitsacties, vooral van de AABN, voor SOMAFCO, het Solomon Mahlangu Freedom College, genoemd naar een geëxecuteerde Zuid-Afrikaanse vrijheidsstrijder. Verschillende organisaties zamelden geld in voor de bouw van deze school, die duurde van 1979 tot 1982. Containers vol onderwijsmateriaal werden ingezameld en naar Mazimbu verscheept, en Nederlanders trokken erheen om de ANC-ballingen les te geven.

AABN op Leidseplein in Amsterdam tijdens de start van de actie voor Radio Freedom, zomer 1982






Een ander steuninitiatief uit de AABN-koker was specifiek gericht op de ondergrondse radiozender van het ANC, Radio Freedom, die uitzond vanuit verschillende landen in zuidelijk Afrika. Nederlandse omroepmedewerkers zamelden geld in voor de uitrusting van mobiele studio’s, Zuid-Afrikanen volgden een opleiding in Nederland en Nederlandse radiomensen trainden hun collega’s in Afrika. De actie liep vele jaren door. Ook voor een oefenstudio in Mazimbu werd geld ingezameld.



vorige    1   2   3   4   5   6   7   8  volgende